Nederlandse literatuur in de middeleeuwen/Arthurromans
Tijdens de Middeleeuwen zijn er heel wat Arthurromans geschreven in de lage landen. Romans als 'Ferguut' gaan terug op oudere Franse voorbeelden. Chrétien de Troyes was de pionier van dit nieuwe genre. In de periode tussen 1170 en 1190 schreef hij vijf ridderverhalen op rijm in het Frans. De naam 'roman' is trouwens afgeleid van 'Romaans', dus: geschreven in een Romaanse taal. Chétiens de Troyes verweeft in zijn romans verschillende verhaallijnen, waardoor de focus afwisselend op verschillende personages valt. Deze nieuwe verteltechniek kreeg veel navolging in de Engelse, Duitse en Nederlandse literatuur.
Arthurverhalen draaien om de Brits-Keltische figuur van de legendarische koning Artur, wiens hof als voorbeeld wordt gesteld van een na te volgen hoofse cultuur. De 'Ronde Tafel' waar hij en zijn ridders aan vergaderen, is een mooie metafoor voor Arthurs democratische instelling. Hij gaat op een respectvolle manier met zijn ridders om en, in tegenstelling tot de ruwe Karelromans, worden vrouwen hoofs behandeld. De beschavingsidealen van de adel worden verpersoonlijkt in ridders als Lancelot, Perceval en Walewein. Die idealen zijn onder meer: dapperheid, loyaliteit, beminnelijkheid en vriendelijkheid. De wereld 'buiten' die van Arthur wordt voorgesteld als een soort wildernis bewoond door draken, heksen en onbeschaafde pummels. Er valt in deze buitenwereld altijd wel een prinses te redden uit de klauwen van een tiran, of een land dat onder de knoet leeft van een monster. De Ferguut, waarvan hier een fragment is opgenomen, is een soort ontwikkelingsroman (bildungsroman) over een onopgevoede jongeling die zichzelf wil omvormen tot een van de hoofse ridders van de Ronde Tafel.
Een oorspronkelijk Middelnederlandse Arthurroman is de Vlaamse Roman van Walewein (ca.1260), die begonnen werd door Penninc en voltooid is door Pieter Vostaert.