Attica is een streek in Griekenland
en in Attica is (er) een stad:
de mensen noemen de stad Athene.
Athene heeft een haven,
en de matrozen noemen (hem) Piraeus.
De matrozen zijn in het schip
en eerst vaart het schip niet,
maar vervolgens maakt een matroos het schip los.
Het schip vaart weg naar de zee.
De twee mensen zijn in de haven.
Ze zien het schip*.
Vervolgens gaan de mensen naar de stad.
- ook goed is: Ze kijken naar het schip.
← Blok 1/Les 1/Grammatica: oefeningen || Blok 1/Les 1/Tekst in vertaling || Blok 1/Les 1/Antwoorden oefeningen → |