Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Alfabetisering/Bijlagen

Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Leven in de absolute monarchie
  3. Rechtspraak
  4. (Contra)reformatie
  5. Alfabetisering
    1. Bijlagen bij Alfabetisering
  6. Wellevendheid
  7. Tafelmanieren, keuken en goede smaak
  8. Gezin
  9. Het kind
  10. Adolescentie
  11. Ontsnappen aan de familietucht
  12. Van geestelijke verwantschap naar gezelligheid
  13. Sociale controle
  14. Charivari's in de Nederlanden
  15. Jeugdbendes
  16. Boerderijen
  17. Familie en erfrecht op het platteland
  18. Parijs
  19. Goede naam en lettres de cachet
  20. Intimiteit: plaatsen en voorwerpen
  21. Liefde en vriendschap
  22. Decadentie
  23. Revolutie

5.1. Bijlagen bij Alfabetisering

TERUG NAAR ARTIKEL

Bijlage 1

bewerken

Schotland
In 1638 en 1643 werden er handtekeningen verzameld voor een tweetal overeenkomsten. Hieruit bleek dat:

  • 25% van de mannen ondertekende.

Tussen 1750-1760 werden er getuigen gedagvaard voor een hoog gerechtshof. Hieruit bleek dat:

  • 78% van de mannen en 23% van de vrouwen ondertekende.
  • Op nationaal niveau zou dat betekenen dat:
    • Ongeveer 65% van de mannen en 15% van de vrouwen een handtekening kon zetten.

Engeland
In 1641, 1643, 1644 werden er handtekeningen verzameld voor twee eden van trouw en een overeenkomst.

  • 30% van de mannen ondertekende.

In 1755 bleek uit het huwelijksregister van de kerk van Engeland dat:

  • 60% van de mannen en 35% van de vrouwen ondertekende.

In 1790 bleek uit het huwelijksregister van de kerk van Engeland dat:

  • 60% van de mannen en 40% van de vrouwen ondertekende.

Frankrijk
Tussen 1668-1690 bleek uit de huwelijksregisters van een aantal parochies dat:

  • 29% van de mannen en 14% van de vrouwen ondertekende.

Tussen 1786-1790 bleek uit de huwelijksregisters van dezelfde parochies dat:

  • 48% van de mannen en 27% van de vrouwen ondertekende.

Amsterdam
In 1630 bleek uit de notariële akten van trouwbeloften dat:

  • 57% van de mannen en 32% van de vrouwen ondertekende.

In 1790 bleek uit de notariële akten van trouwbeloften dat:

  • 85% van de mannen en 64% van de vrouwen ondertekende.

Turijn, stad
In 1710 bleek uit de huwelijkscontracten dat:

  • 71% van de mannen en 43% van de vrouwen ondertekende.

In 1790 bleek uit de huwelijkscontracten dat:

  • 83% van de mannen en 63% van de vrouwen ondertekende.

Turijn, provincie
In 1710 bleek uit de huwelijkscontracten dat:

  • 21% van de mannen en 6% van de vrouwen ondertekende.

In 1790 bleek uit de huwelijkscontracten dat:

  • 65% van de mannen en 30% van de vrouwen ondertekende.

TERUG NAAR ARTIKEL

Bijlage 2

bewerken

Rond 1790 kon in Noord- en Noordwest-Europa van de mannen ondertekenen:

Rond 1790 kon in Noord- en Noordwest-Europa van de vrouwen ondertekenen:

  • In Noord-Frankrijk 44%.
  • In Schotland 40%.
  • In Engeland 40%.
  • In de Oostenrijkse Nederlanden 37%.

TERUG NAAR ARTIKEL

Bijlage 3

bewerken
  • ~ 1810 kon in Italië, in de steden van Emilia nog maar 45% van de mannen en 26% van de vrouwen hun handtekening zetten: voor heel Italië (inclusief het platteland) zijn deze cijfers dus zeer waarschijnlijk nog veel lager.
  • In 1768 kon in Hongarije maar 14% van de mannelijke gemeentebestuurders zijn handtekening zetten: het totale cijfer zal daar dus veel lager hebben gelegen.
  • Tussen 1870-1880 kon in Zweden maar 35% van de rekruten zijn handtekening zetten.

TERUG NAAR ARTIKEL

Bijlage 4

bewerken

Valencia
In Valencia in Spanje, kwamen tussen 1474-1550 in 33% van alle inventarislijsten boeken voor.

  • 90% van de klerken hadden boeken.
  • 75% van degenen met een vrij beroep.
  • 50% van de edelen.
  • 33% van de kooplieden.
  • 10% van de ambachtslieden.

Tussen 1490 en 1535 steeg in Valencia het aantal boeken bij:

  • Artsen van 26 naar 62.
  • Juristen van 25 naar 55.
  • Kooplieden van 4 naar 10.
  • Textielbewerkers van 1 (de bijbel) naar 4.

Amiens
In Amiens kwamen tussen 1503-1576 in 20% van alle inventarislijsten boeken voor.

Florence
In Florence in de zestiende eeuw bleef het percentage mensen dat boeken bezat vrij constant en vrij laag.

  • Tussen 1413 en 1453 kwamen in Florence in 3,3% van alle inventarislijsten boeken voor.
  • Tussen 1531-1569 was dat 4,6%.
  • Tussen 1570-1608 was dat 5,2%.

Dat lijkt erg weinig ten opzichte van Valencia (33%) en Amiens (20%), maar misschien maakten notarissen in Florence veel vaker dan in Valencia en Amiens ook inventarisaties op na het overlijden van zeer arme mensen die niet of nauwelijks boeken bezaten. In Florence nam het aantal mensen dat boeken bezat dus maar langzaam toe, maar de hoeveelheid boeken die de elite bezat werd steeds groter. Het bezitten van boeken was dus gebonden aan het sociale niveau en aan de status van de bezitter.

Vóór 1570 was het aantal boekverzamelingen met minder dan 6 boeken 55% van alle boekverzamelingen, na 1570 werd dat 31%
Vóór 1570 was het aantal boekverzamelingen tussen 6-50 boeken 38% van alle boekverzamelingen, na 1570 werd dat 47%.
Vóór 1570 was het aantal boekverzamelingen tussen 51-100 boeken 4,5% van alle boekverzamelingen, na 1570 werd dat 9%.
Vóór 1570 was het aantal boekverzamelingen tussen 101-200 boeken 1% van alle boekverzamelingen, na 1570 werd dat 8%.

Canterbury
Uit Canterbury zijn inventarisaties van mannelijke overledenen bewaard gebleven.

  • In 1560 bezat 10% van deze mannen boeken.
  • In 1580 bezat 25% van deze mannen boeken.
  • In 1590 bezat 33% van deze mannen boeken.
  • In 1620 bezat 48% van deze mannen boeken.

Ook in Canterbury en twee wat kleinere Engelse steden blijkt het bezit van boeken gebonden te zijn aan het sociale niveau en de status van de bezitter. Tussen 1620-1640 zijn boeken hier in het bezit van:

  • 90% van de beoefenaars van een vrij beroep.
  • 73% van de edelen.
  • 45% van de ambachtslieden in de kledingsbranche.
  • 36% van de bouwvakkers.
  • 31% van de dagloners.

Engelse platteland
Canterbury en de twee wat kleinere Engelse steden zijn echter niet representatief voor heel Engeland. In plattelandsparochies bleef het boekbezit zeldzaam tot in de zeventiende eeuw. Inventarisaties opgemaakt:

  • Rond 1620 vermeldden dat 13% van de overledenen boeken bezaten (of een boek bezat).
  • Tussen 1630-1690 was dat 14%.

Drie steden in het lutherse Rijnland
Tussen 1750-1800 zijn de protestantse streken koploper in het boekenbezit. Uit inventarisaties van een drietal steden in het Duitse en lutherse Rijnland rond 1750 blijkt dat 89%, 88% en 77% van de overledenen boeken bezaten

Steden in het katholieke Frankrijk
Franse, katholieke steden bleven daar rond 1750 ver bij achter.

  • In Parijs rond 1750 bezat slechts 22% van de overledenen boeken.
  • In negen Franse provinciesteden in West-Frankrijk was dat tussen 1757-1758 circa 35%.

Maar vergeleken met andere protestantse streken dan de Duitse was het verschil veel minder groot.

Noord-Amerika
In Noord-Amerika vermeldden de inventarisaties tegen 1800:

Rond 1700 was dat in deze streken nog maar circa 40% geweest.

TERUG NAAR ARTIKEL

Bijlage 5

bewerken

De verhouding van het boekbezit bij protestanten en bij katholieken.

Bij de edelen lag de verhouding 75% tegen 22%.
Bij de juridische beroepen 86% tegen 29%.
Bij de medische beroepen 88% tegen 50%.
Bij de onderofficieren 100% tegen 18%.
Bij de kooplieden 85% tegen 33%.
Bij de "burgers" 73% tegen 5%.
Bij de ambachtslieden 52% tegen 17%.
Bij de dagloners en landbouwers 25% tegen 9%.

TERUG NAAR ARTIKEL

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.