Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen/Kleding en verzorging

Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Koning, vazal, ridder, volk
  3. Recht en belasting
  4. Eigendom en omheining
  5. Bevolkingsgroepen
  6. Bevolkingsopbouw
  7. Ziekten
  8. Vraat- en hebzucht
  9. Huis en tuin
  10. Kleding en verzorging
  11. Gezin
  12. Buitenechtelijke seksualiteit
  13. Liefde
  14. Jacht
  15. Geweld
  16. Graf
  17. Hiernamaals
  18. Magie
  19. Kerk
  20. Kloosterleven
  21. Vrouwen
  22. Bronnen en links

10. Kleding en verzorging

Kleding

bewerken

Zowel de Gallo-Romeinen als de Franken droegen genaaide, ruimvallende kleding, bijeengehouden door gespen en riemen.

Iedereen droeg een linnen hemd tot op de knieën, daarover een tunica met korte of lange mouwen.

De mannen droegen een broek met beenwikkels en (afhankelijk van hun rijkdom) halve laarzen van leer of klompen.

De vrouwen droegen over de tunica een lange jurk tot op de hielen. Deze was, om het lopen gemakkelijker te maken, van voren open of hij werd omhoog gehouden door een kettinkje.

Bij kou droeg men nog een vest van dierenvacht, of (als de drager rijk was) een fraaie pelsmantel. De Germanen droegen dierenhuiden niet alleen tegen de kou, maar ook in de hoop dat op die manier de sterke eigenschappen van het gedode dier op hen zouden overgaan. In de winter droegen alle boeren dierenhuiden, maar met de harige zijde aan de binnenkant, want door de haren aan de buitenzijde te laten, leken ze te veel op het dier en dan zouden ze er misschien wel door bezeten kunnen raken.

Ook droeg men bij kou wel een grote, vierkante, wollen mantel (sagum) die over een schouder werd geslagen en op de andere schouder bijeen werd gehouden door een gesp.

Iedereen droeg hetzelfde en men kon alleen maar zien of iemand rijk was aan de kwaliteit van de stoffen, de sieraden en de wapens.

Naakt was men in de vroege middeleeuwen in West-Europa alleen in bad en in bed. De Romeinse publieke badhuizen werden nog enige tijd onderhouden, ook in de kloosters, maar deze werden steeds meer alleen door de zieken gebruikt. Men ging vaker in rivieren baden of bij warme bronnen (zoals bij Aken). Op zaterdag namen de Karolingische vorsten een bad. Hun toiletgerei bestond uit een kam, een schaar en een epileerpincet.

De Romeinen hadden hun haar bij de nek afgeknipt. De Frankische mannen (koning en onderdanen) droegen hun haren lang, met nek en voorhoofd vrij. De baard werd geëpileerd. Het lange haar was een teken van vrijheid, mannelijkheid en kracht, dus slaven werden geschoren en ook geestelijken die hiermee wilden laten zien dat ze aan Christus toebehoorden. Priesters en monniken hielden slechts een kroontje haar over. De Ierse monniken lieten een strook haar van oor naar oor staan.

De Germanen smeerden hun kapsel met boter in (om ze in model te houden). De Romeinen vonden het een smerige, ranzig ruikende gewoonte en ze vonden de Germanen ook nog stinken naar knoflook en ui.

De vrouwen knipten hun haar niet en staken het op met lange spelden.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.