Sociale geschiedenis van het Romeinse rijk/Huisgenoten

Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Ouders
  3. Kinderen
  4. Slaven
  5. Huisgenoten
  6. Vrijgelatenen
  7. Beschermheerschap
  8. Openbare ambten
  9. Mecenaat
  10. Werk
  11. Technologie
  12. Vermogen
  13. Rechtspraak
  14. Publieke opinie
  15. Vermaak
  16. Keuken
  17. Kleding
  18. Seksualiteit
  19. Notabel gedrag
  20. Magie
  21. Religie
  22. Filosofie
  23. Bronnen en links

5. Huisgenoten

Weduwen

bewerken

Een vrijgeboren weduwe (vidua) of gescheiden vrouw kon huismoeder zijn, als ze tenminste rijk was en als haar vader dood was. De familieleden gaven haar (uit bezorgdheid om haar eerbaarheid) een ridder (custos) als chaperonne. Het publiek noemde een dergelijke vrouw al snel 'overheersend', omdat ze geen meester had.

Ze werd omzwermd door aanbidders die op haar erfenis aasden. Ze kon hertrouwen of een minnaar nemen. Maar als ze een minnaar nam, dan pleegde ze volgens de wet overspel en ontucht. Nu werd met die wet weliswaar de hand gelicht, maar om aan de fatsoensnormen te voldoen sloot ze vaak een schijnhuwelijk met hem.

Een rijke, onafhankelijke vrouw had het van alle Romeinse vrouwen het beste. Haar minnaars moesten zorgen dat zij in bed plezier had. De kerkvaders spraken er schande over en niet alleen de kerkvaders.

De weduwen waren vaak aanwezig tijdens een huwelijksnacht van twee mensen die net getrouwd waren. Het was voor hen de normaalste zaak met iemand anders naar bed te gaan dan met de eigen man.

Concubines

bewerken

Een vrijgeboren weduwnaar kon hertrouwen, zijn slavinnen gebruiken of een concubine nemen: een vrouw met wie een man (die al dan niet getrouwd was) regelmatig naar bed ging. De keizers waren getrouwd en hadden tevens een hele harem van concubines.

Het publiek achtte een concubinaat alleen "fatsoenlijk" als het een vrije vrouw betrof (slaven mochten niet trouwen), als de verbintenis monogaam was en als een wettelijk huwelijk feitelijk onmogelijk was omdat de vrouw maatschappelijk beneden de man stond (bijvoorbeeld omdat ze een vrijgelatene was).[1]

Het was onfatsoenlijk om een concubine te hebben als je getrouwd was of om twee concubines te hebben. De kinderen die uit een concubinaat geboren werden, waren vrij, als de moeder dat was. Maar aangezien de verbintenis geen wettelijk huwelijk was, waren zij bastaardkinderen en kregen de naam van de moeder. Zij konden van hun moeder erven maar niet van hun vader en zouden zelden een belangrijke maatschappelijke positie bereiken.

Bastaarden en troetelkinderen

bewerken

Veel mannen hadden seksuele relaties met hun slavinnen. Men noemde hen "slavinnenjager" (ancillariolus). Dit werd door hun echtgenotes beslist niet op prijs gesteld. Soms vermoordden of ontmanden zij hem. Het kon dus voorkomen dat sommige slavinnen kinderen van de meester kregen. Daar moest over gezwegen worden want slaaf was slaaf en vrij was vrij. Daar mocht geen twijfel over ontstaan. De meester kon dit kind zonder enige uitleg vrijlaten. Het was echter bij wet verboden om een dergelijk kind te erkennen of te adopteren.

Men had echter vaak een jonge slaaf of slavin in huis die vertroeteld werd (delicatus of deliciae). Men speelde met een dergelijk kind, verdroeg zijn grillen en gaf het soms een vrije opvoeding. Mogelijk was het kind gewoon een soort speelgoed voor de meester, net als een huisdier (men hield vogels, honden en konijnen als huisdier, de kat nog niet). Mogelijk was het een eigen kind dat zo bevoordeeld kon worden. Elke rijke hield er een mooi lievelingetje op na waar de echtgenote jaloers op was. Het lievelingetje was schildknaap of wijnschenker. Het was ongepast om te vragen wat de meester er mee deed als niemand keek. De meester mocht echter geen man als een willoos object behandelen, dus als het lievelingetje baardgroei kreeg, verloor het zijn functie en werden zijn lange meisjesharen afgeknipt. Dit tot opluchting van de echtgenote en tot verdriet van het lievelingetje.

Soms hield de meester echt van zijn lievelingetje en huilde als het dood ging. Dat hoefde niet per se te betekenen dat het zijn eigen kind was geweest. Als dat wèl het geval was, werden ze vaak als vrije mannen behandeld en als prinsen gekleed. Ook gingen ze niet zonder gevolg uit. Ze mochten alleen niet de toga van de vrijgeborenen (raetexa) dragen. Ze werden later meestal vrijgelaten. Een wettige zoon daarentegen moest streng worden opgevoed.

  • De meester kon de moeder van het troetelkind (een slavin) vrijlaten, maar dat hielp het kind niet: het was geboren uit een slavin en werd dus zelf een slaaf van de meester.
  • De meester kon het troetelkind vrijlaten, dan werd hijzelf, de vader, de patroon van het kind. De moeder bleef dan zijn slavin.

De rijke had ook een gevolg van mooie jongens (paedagogium). De meesten van deze jongens waren slaven. Als ze van goede afkomst waren, werden ze pages genoemd. Zij mochten dan het eten opdienen. Als de meester uitging, dan volgden ze zijn draagstoel.

  1. Als de man wèl met een vrijgelaten vrouw trouwde, bleef ze hem zowel echtgenoot als patroon noemen
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.