Sociale geschiedenis van het Romeinse rijk/Magie
19. Magie
Het volk en ook de rijken geloofden sterk in magie. Zij geloofden dat anderen hen op bovennatuurlijke wijze kwaad konden doen.
1) Degenen die zich tekort gedaan voelden en zich niet konden verweren door middel van lichaamskracht of de wapenen of door de hulp van het gerecht in te roepen, namen hun toevlucht tot het uitspreken of opschrijven van vervloekingen.
2) Kinderen leerden bezweringsformules op school.
3) Astrologie werd als uiterst wetenschappelijk beschouwd en stond in hoog aanzien. Er werden al geboortehoroscopen gemaakt in het antieke Rome. Vooraanstaande mensen deden niets zonder eerst hun astroloog te raadplegen.
4) Auguren (vogelwichelaars) waren priesters die het vliegen, zingen of schreeuwen van vogels zagen als gunstige of ongunstige voortekenen waar ze de wil van de goden uit af konden leiden. Ook donder en bliksem waren belangrijke voortekenen. Tevens werden wel de loop en de geluiden van kippen en andere dieren beschouwd. De overheid nam geen belangrijke beslissingen zonder de augures te raadplegen. Ook voor een huwelijk werden ze geraadpleegd.
De Romeinen beschouwden ook toevalligheden als niezen en struikelen als voortekenen.
5) Dromen werden vaak als voorspellend opgevat. Men raadpleegde dan een dromenduider.
6) De Romeinen geloofden massaal in spoken.[1]
7) Men geloofde in het boze oog van jaloerse mensen die hun slachtoffer daarmee kwaad konden aandoen. Om zich hiertegen te beschermen lieten de rijken bij de ingang van hun huis een spitse fallus of een schorpioen afbeelden of uithakken. Die zouden het boze oog van de afgunstige doorboren. Daarnaast schreef men: "crepeer, afgunstige" (rumpere, invidia edax). Er was veel angst voor de publieke opinie en voor de buren en hun afgunst.