Sociale geschiedenis van het Romeinse rijk/Inleiding
1. Inleiding
Dit boekje gaat over het Romeinse rijk vanaf circa 180 voor Christus tot circa 180 na Christus, en dan vooral over de Romeinse elite in die periode. Over het leven van het gewone volk is minder bekend.
Men noemt deze elite ook wel: adellijken, aristocraten, notabelen, welgestelden, welgeborenen, rijken, hogere klasse en patriciërs. Al deze namen worden in dit boekje gebruikt. Het waren de mensen met het geld en de macht. Vaak ging dat samen.
De Grieken hadden veel steden gesticht op Sicilië en in Italië, zoals Napels (Neapolis), en waren ook betrokken bij de stichting van Rome. Rome is voortgekomen uit de grootste Etruskische stadstaat.
Het Romeinse rijk was een bond van duizenden autonome stadstaten. Dit waren steden met daaromheen landbouwgebieden. In de steden stonden de herenhuizen van de rijke burgers en de grote, publieke gebouwen en aquaducten die zij aan de stad geschonken hadden. Ook werkten hier de kooplieden en handarbeiders. Op het platteland was het hard werken; hier moest het leeuwendeel van de belastingen opgebracht worden en als het rijk in een oorlog verzeild raakte, kwamen hier de meeste soldaten vandaan.
Tussen 100 voor Christus en 100 na Christus waren er in Italië (op elk willekeurig moment) 5 tot 6 miljoen vrije mannen en vrouwen. Verder waren er nog één tot twee miljoen slaven, die als bediende in de herenhuizen of als landarbeider werkten.