Afrikaans/Afrikaanse werkwoorden
De vervoeging van werkwoorden is in het Afrikaans aanzienlijk vereenvoudigd, vergeleken met het Nederlands.
De verleden tijdBewerken
Het opvallendste verschil is dat de onvoltooid verleden tijd (praeteritum), zoals "ik praatte, ik liep, wij zagen" in het Afrikaans bij bijna alle werkwoorden verdwenen is. Het Afrikaans kent alleen:
- "ek loop - ek het geloop"
Nederlands heeft:
- "ik loop - ik liep - ik heb/ben gelopen"
Dat betekent dat de "taakverdeling" van de twee overgebleven tijden anders in het Afrikaans. In die gevallen waarin een Nederlandstalige "liep" zal gebruiken, wordt meestal "het geloop" gebruikt, maar er zijn ook gevallen waarin een uiting in de tegenwoordige tijd omgezet wordt.
Er zijn slechts enkele werkwoorden die nog wel een praeteritum bezitten. Een daarvan is het werkwoord wees ("zijn"), dat nog de onvoltooid verleden tijd "was" kent. Toch wordt ook deze vorm wat anders gebruikt dan in het Nederlands. Het is niet ongebruikelijk een voltooid verleden vorm als "hy was ... gewees" te horen, daar waar een Nederlandstalige "hij was ...." zou gebruiken. De volgende werkwoorden hebben nog een verleden tijd; het zijn voornamelijk (modale) hulpwerkwoorden:
tegenwoordig | verleden |
---|---|
is | was |
kan | kon |
sal | sou |
moet | moes |
wil | wou |
nog zelden gebruikt: | |
mag | mog |
dink | dag/dog |
het | had |
weet | wis |
De vormenBewerken
Er zijn maar weinig vormen, meestal dus alleen een tegenwoordige vorm ("loop") en een voltooide (:geloop"):
- ek loop - ek het geloop
- jy loop - jy het geloop
- hy, sy, dit loop - hy, sy, dit het geloop
- ons loop - ons het geloop
- julle loop - julle het geloop
- hulle loop - hulle het geloop
Er zijn dus ook geen verschillende vormen voor de tweede/derde persoon ("loopt) of het meervoud ("lopen). Ook de onbepaalde wijs is eenvoudig "(te) loop". De enige uitzonderingen daarop zijn de werkwoorden "zijn" en "hebben":
- wees - ek is - ek het gewees
- hê - ek het - ek het gehad
Toekomende tijden worden met het hulpwerkwoord "sal" gevormd
- ek sal loop
Net in het Nederlands is hier een verleden tijd van, die een voorwaardelijkheid uitdrukt:
- ek sou loop
De enige andere vorm is het tegenwoordig deelwoord "lopende" dat nog minder gebruikt wordt dan in het Nederlands, maar soms wel tot wat afleidende vormen aanleiding geeft.
Het werkwoord "behoren" bijvoorbeeld is "behoort" in het Afrikaans.
- dit behoort - dit het behoort
Dit werkwoord heeft dus de -t van de derde persoon geërfd, mogelijk omdat het vooral in derde persoon gebruikt werd. Het tegenwoordig deelwoord is wel 'gewoon' "behorend(e)". Voor Nederlandstaligen is dat allicht makkelijker aan te voelen dan voor bijvoorbeeld een Engelstalige Zuid-Afrikaan die Afrikaans leert. En ja, de meeste Engelstaligen zijn behoorlijk tweetalig.
Sterke werkwoordenBewerken
De sterke werkwoordsklasse is in het Afrikaans bijna geheel verdwenen. Bij de paar overgebleven gevallen heeft het Afrikaans veelal een andere vorm behouden dan een Nederlandstalige zou verwachten. Als voorbeeld het werkwoord "verliezen":
- ek verloor - ik verlies
- ek het verloor - ik heb verloren
- ek sal verloor - ik zal verliezen
- die verlorende party - de verliezende partij
Soms wordt een sterk voltooid deelwoord nog wel als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, maar niet om de voltooide tijden te vormen:
- Die projek is daarom 'n versigtig gekose stel aktiwiteite wat gekies word met die doel om die hulpbronne (tyd, geld, mense, materiale, energie, ruimte, voorrade, kommunikasie, kwaliteit, risiko ens.) sodanig in te span dat die voorafbepaalde doelwitte bereik word.
Lijdende vormBewerken
Zoals in het Nederlands is er een lijdende vorm met "word" (worden) en "wees" (zijn):
- dit word gebruik - dit is gebruik
- dit sal gebruik word - dit sal gebruik wees.
Ergatieve werkwoordenBewerken
In het Nederlands wordt "zijn" ook gebruikt bij sommige voltooide werkwoorden die niet passief zijn, maar een proces of een beweging voorstellen:
- het vet stolt - het is gestold
- ik val - ik ben gevallen
In het Afrikaans is dit (net als in het Engels) verloren gegaan, en wordt er ek het geval gezegd.
ScheidbaarheidBewerken
Het Afrikaans heeft net als het Nederlands basiswerkwoorden (loop), onscheidbare werkwoorden (beloop) en scheidbare werkwoorden (inloop) en zij gedragen zich vergelijkbaar met de Nederlandse werkwoorden.
- ek loop - ek het geloop
- dit beloop - dit het beloop
- jy loop in - jy het ingeloop
Ook de uitgebreide infinitief (met te) gedraagt zich hetzelfde:
- te loop
- te beloop
- in te loop
DeelwoordenBewerken
Er zijn verschillen in hoe de deelwoorden gevormd worden.
Werkwoorden op -eerBewerken
Zoals in het Duits hoeven deze werkwoorden geen ge- te krijgen in het voltooid deelwoord
- Hy het dit probeer.
Terugkerende -t-Bewerken
Bij werkwoordstammen die in het Nederlands op -cht eindigen is de -t in de opbepaalde wijs weggevallen:
- Bieg -- biechten
- Gebieg -- gebiecht
Bij de verbogen vormen kan deze weer terugkeren, maar daarover bestaat onzekerheid. (De deelwoorden worden net als in het Nederlands niet zo vaak gebruikt.)
- Biegtende, biegende? - biechtende
- Gebiegte, gebiegde? - gebiechte
Sterk en zwakBewerken
In de vervoeging van de werkwoorden zijn de voltooide deelwoorden gewoonlijk zwak.
- Ek het geskryf -- ik heb geschreven.
Maar als attribuut gebruikt zijn er nog wel sterke vormen
- Geskrewe taal, bevrore vis
Soms komen deze naast zwakke vormen voor. De zwakke worden dan vaak in een wat alledaagser context gebruikt
- 'n geskryfde liedjie, die bevriesde bates