Jungiaans woordenboek/F
- Psychologische functies - Jung onderscheidt 4 eigenschappen of functies van het bewustzijn die een aanduiding zijn voor de wijze waarop iemand overwegend naar de wereld kijkt: denken, voelen, gewaarworden en intuïtie. Denken en voelen zijn hierbij de "rationele functies", en gewaarworden en intuïtie de "irrationele functies". Hij stelt dat een van deze functies steeds overheerst in iemands bewustzijn, en noemt dit de "superieure functie" , dit is de dominante functie. De functie waarvan iemand zich daarnaast nog het meest bedient is de "hulpfunctie". Deze hulpfunctie behoort steeds tot de andere groep. Voorbeeld: iemand kan een 'denktype' zijn met als hulpfunctie "gewaarworden". De functie uit dezelfde groep van de hoofdfunctie levert de meeste problemen op in iemands leven omdat ze grotendeels onbewust en ongedifferentieerd is. Zo zal iemand met denken als hoofdfunctie - dus iemand die de dingen intellectueel benadert - problemen hebben met de gevoelsfunctie. Die gevoelsfunctie in dit geval noemt Jung de "inferieure functie". Het (levens)lange proces van Individuatie kan zorgen voor een betere integratie van die inferieure functie.
Deze functies, samen met de begrippen inferieure en superieure functie, spelen ook een rol in Jungs typologie van de persoonlijkheid.