Leer jezelf ecologisch tuinieren/Ceder
Ceder (Cedrus) is een geslacht van coniferen dat behoort bij de dennenfamilie (Pinaceae). Ceder is verwant aan dennen en sparren, waarmee de kegelvormige groeiwijze overeenkomen.
- Soort
-
Atlasceder (Cedrus atlantica)
Ondersoort is:
- Cedrus libani var. atlantica (synoniem: Cedrus atlantica) (Atlasceder). De variëteit is afkomstig uit het Atlasgebergte in Marokko en Algerije. De plant heeft donkergroene tot blauwgroene bladeren, die 1-2,5 cm lang zijn.
Een ceder kan tot 40–50 m hoog (soms 60 m) worden. De planten hebben een bast die bestaat uit dikke ribbels of vierkante richels en wijduitstaande, rechte takken. De scheuten zijn tweevormig. Lange scheuten vormen de takken vormen en korte scheuten dragen de bladeren. De planten zijn groenblijvend. De bladeren zijn naaldachtig en 0,8–6 cm lang. Ze staan afzonderlijk geplaatst in een open spiraal aan lange twijgen of in dicht opeen gepakte spiralen aan korte twijgen. De kleur varieert van helder grasgroen via donkergroen tot zeegroen, afhankelijk van de dikte van de wittige waslaag die de bladeren beschermt tegen uitdrogen. De kegels zijn tonvormig, 6–12 cm lang, en bevatten gevleugelde zaden. De zaden zijn 1-1,5 cm lang en hebben een vleugel van 2–3 cm lang. Ze hebben twee of drie harszakjes, die een onaangenaam smakende hars bevatten, waarschijnlijk om te voorkomen dat ze worden opgegeten door eekhoorns. Het rijpen van de kegel duurt een jaar. De bestuiving vindt plaats in september en oktober. De zaden zijn een jaar later rijp.
- Toepassingen
Ceders zijn erg populair vanwege hun uiterlijk en groeien in gematigde klimaatgebieden waar de temperatuur 's-winters niet beneden de -25 °C komt. Ze worden ook aangeplant om hun duurzame hout, dat goed tegen rotting bestand is. Uitgebreide herbebossing met ceders wordt uitgevoerd, vooral in Turkije.