Leer jezelf ecologisch tuinieren/Monnikskap
Monnikskap (Aconitum) is een geslacht van vaste planten uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). Het zijn kruidachtige planten die over het algemeen goed tegen kou kunnen. Er bestaan ongeveer driehonderd soorten. In het tertiair was het een arctische plant die zich tijdens de ijstijden vanuit Siberië heeft verspreid naar Eurazië en Noord-Amerika. De voornaamste standplaatsen zijn vochtige bodems op bergweiden. De planten zijn behoorlijk giftig, met als bijkomend gevaar dat het sap door de huid kan trekken. Een paar druppels gifsap kan dodelijke gevolgen hebben.
Alle monnikskappen trekken insecten, vooral hommels aan en zijn mede om die reden populaire tuinplanten.
De bloemen vormen meestal trossen. Het bovenste bloemblad heeft de vorm van een helm of monnikskap, waaraan het geslacht zijn naam te danken heeft.
Voor de kweek van monnikskap kan het beste vochthoudende, licht beschaduwde grond worden gebruikt. Ook in de zon kunnen de planten goed gedijen, mits de grond niet uitdroogt. Het planten kan het beste gebeuren in het najaar of vroeg in het voorjaar. De bloeitijd loopt van juli tot en met september. Monnikskappen zijn geschikte snijbloemen.
- Soorten
-
Blauwe monnikskap (Aconitum napellus)
-
Gele monnikskap (Aconitum vulparia)
- Gebruik
De monnikskap staat bekend als heksenkruid en wordt genoemd als ingrediënt van heksenzalf. De monnikskap wordt ook genoemd in de Heksenwet. Waarschijnlijk werd de monnikskap vroeger gebruikt voor het maken van pijlgif.
- Waardplant
Dit geslacht is waardplant voor onder andere:
-
Amphipyra tragopoginis (Boksbaardvlinder)
-
Eupithecia absinthiata (Egale dwergspanner)
-
Eupithecia satyrata (Heidedwergspanner)
-
Periphanes delphinii (Ridderspooruil)
-
Polychrysia moneta (Gelduil)
-
Tortricidae (Bladrollers)
- Bronnen
- Wijlen, Ing. A. van. Grote Tuinplanten Encyclopedie, Zuid-Nederlandse Uitgeverij Aartselaar, 1980.