Heraclitus over de natuur/Inleiding tot de fragmenten
De Fragmenten van Heraclitus werden voltooid omstreeks het jaar 500 v. Chr. Zij zijn afkomstig uit de voor ons verloren gegane verhandeling van Heraclitus. Doordat latere auteurs veelvuldig uit het werk citeerden zijn deze fragmenten bewaard gebleven. De fragmenten worden gerekend tot een van de oudste geschriften die de Westerse filosofie kent.
Bronnen
bewerkenDe originele fragmenten van Heraclitus en antieke getuigenissen over zijn werk zijn te vinden op wikisource.
De gangbare interpretatie van de fragmenten
bewerkenOmdat waarschijnlijk slechts fragmenten zijn overgeleverd die de aandacht trokken, is het een hachelijke onderneming te bepalen wat de leer van Heraclitus was. Wij kunnen slechts nagaan welke deeltheorieën er achter de fragmenten zitten. In het algemeen worden de als het belangrijkst beschouwde fragmenten als volgt geïnterpreteerd:
- Er is een oerbeginsel (archè) waaruit alles ontstaat en waarin het opgaat. Heraclitus beschouwde het vuur als oerbeginsel.
- Zodoende verandert alles. Een bekende, maar betwiste uitspraak van Heraclitus is dan ook “panta rhei”, dat betekent: “alles stroomt”.
- De veranderingen vinden plaats volgens een kringloop, waarbij de elementen vuur, lucht, water, en aarde een hoofdrol spelen. Deze elementen gaan in elkaar over volgens het proces van verdunning en verdichting, waarbij vuur het fijnste element is en door verdichting overgaat in lucht, en via lucht in de andere elementen. Aarde is het meest dichte element en gaat door verdunning over in water, en via water in de andere elementen. Vuur is echter het element waaruit alle andere elementen in beginsel ontstaan, en waarin ze uiteindelijk weer terugkeren.
- Heraclitus spreekt ook over kringlopen met betrekking tot specifieke gevallen. Zo maken wij uit één fragment op dat vuur een verandering ondergaat en opgaat in andere dingen, ten eerste in zee. De zee ondergaat op zijn beurt weer een verandering en wordt gespitst in aarde en “gloeiende wervelwind”. Vervolgens gaan deze twee dingen weer op in de zee, “toegemeten naar dezelfde verhouding, als er was voordat aarde werd”. Uit een zekere interpretatie van een ander fragment blijkt dat lucht niet alleen overgaat in water, en water niet alleen overgaat in lucht, maar dat ook water overgaat in “ziel”, en “ziel” op haar beurt weer in water.
- De veranderingen zijn er in de vorm van het “omslaan van tegendelen”. Dat wil zeggen dat het koude overgaat in het warme, het droge in het vochtige, enzovoorts.
- Er zijn dus paren van tegenstellingen: oorlog-vrede, honger-verzadiging, jong-oud, enzovoorts. In dit verband is er sprake van een “eenheid van tegendelen”. Want in één proces gaat oorlog over in vrede, en honger in verzadiging. Bovendien kan bijvoorbeeld het paar van tegenstellingen “veel-weinig”, aanwezig zijn in één feit. Zo kan “veel aarde opgraven”, en “weinig vinden”, verbonden zijn aan het feit dat er goud wordt gezocht.
- De tegendelen vormen een harmonische verhouding.
- Heraclitus lijkt in dit verband te spreken een voordurende strijd (oorlog) tussen de tegendelen, waardoor er een ontwikkeling op gang wordt gezet, zoals het conflict tussen these en antithese leidt tot synthese. Deze oorlog brengt weer nieuwe tegendelen voort. De oorlog schept goden en mensen, slaven en vrije mensen, en is tevens noodzakelijk en rechtvaardig.
- De leer verwijst naar de stand van zaken in de kosmos (wereldordening). En daaraan ligt een rationele structuur ten grondslag. Heraclitus legt er de nadruk op dat de mensen zijn theorie niet zullen begrijpen, en dat zij dom en onwetend zijn. Terwijl het juist zaak is vertrouwd te zijn met de rationele structuur waarnaar alles wordt geregeld. Juist dat is wijsheid. Het is ook wijsheid het handelen af te stemmen op de gang van zaken in de kosmos, en niet leugenachtig te zijn. De mensen moeten dus handelen naar het voorbeeld van de gang van zaken in de kosmos. Want in ethische zin legt Heraclitus de nadruk op rationele competenties. Doordat Heraclitus de mensen veelvuldig bekritiseert, en wijst op hun rationele tekorten, terwijl hij zegt zelf in rationele zin veel te vermogen, krijgt zijn filosofie een hooghartig en pessimistisch karakter.
De moeilijkheid die verbonden is aan deze interpretaties is dat niet valt na te gaan of dit ook de hoofdpunten van de fragmenten zijn. Uit de ordening van de fragmenten blijkt dat de genoemde punten slechts aspecten waren van de allesomvattende theorie, en in het bijzonder de aandacht trekken.
De authenticiteit van de fragmenten
bewerkenDe verschillende bezorgers en vertalers van de fragmenten hebben nauwelijks aandacht besteed aan het probleem van de authenticiteit. Het valt op dat sommige bezorgers fragmenten weglaten, terwijl andere ze vermelden. Zo is Mansfeld strenger in de selectie dan Diels-Kranz. Terwijl oudere bezorgers, zoals Mullach en Schleiermacher weer strenger zijn dan Mansfeld. Daarbij is het opmerkelijk dat Mansfeld in zijn nieuwe uitgave twee fragmenten over de maan weergeeft waarvan zeer moeilijk is te bepalen of ze authentiek zijn, of niet. Temeer omdat de fragmenten uit fragmenten van een rol papyrus afkomstig zijn, die is beschadigd, terwijl niet duidelijk gezegd wordt dat het om letterlijke citaten uit Heraclitus' boek gaat.
Uitmaken welke fragmenten authentiek zijn is een hachelijke onderneming, temeer omdat het onzeker is of Heraclitus één stijl hanteerde, of dat hij ook stukken schreef die duidelijk van de andere verschilden, terwijl fragmenten die algemeen als authentiek worden beschouwd ook subtiele vervalsingen kunnen zijn.
Bij het vaststellen van de authenticiteit van de fragmenten van Heraclitus wordt gelet op de volgende punten. Zeer belangrijk is of de gebruikte woorden in de citaten sinds Homerus binnen Griekenland algemeen waren of dat zij reeds door Herodotus, die net als Heraclitus immers ook uit Ionië afkomstig was, zijn gebruikt. Als er woorden zijn gebruikt die typisch Attisch zijn of passen bij het Koine-Grieks, is dit een reden aan te nemen dat fragmenten niet authentiek zijn. Als er aldus een eerste schifting is gemaakt komen er verder fragmenten in aanmerking die wat de stijl en het woordgebruik betreft, terwijl er geen aanwijzingen zijn dat ze niet authentiek zijn.
Er blijken tussen de mogelijk authentieke fragmenten inderdaad zeer sterke overeenkomsten tussen deze fragmenten wat stijl en woordgebruik betreft. Zo wordt voor ‘de nacht’, consequent het woord ‘euphronè’ gebruikt, en voor ‘zoals’ vrijwel altijd het woord ‘okôsper’. En er binnen de grotere brokstukken steeds een associatieve samenhang aanwezig, waaruit kleinere eenheden kunnen worden geciteerd. Zeer veel van deze fragmenten worden duidelijk geciteerd door dezelfde auteurs, zoals Aristoteles, Plutarchus, Diogenes Laërtius, Hippolytus, Clemens van Alexandrië en Stobaeus. En omdat vele fragmenten die door hen geciteerd worden ook in andere bronnen wordt aangetroffen, lijken zij betrouwbare auteurs te zijn.