Sociale geschiedenis van de late middeleeuwen/Het bed

Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Bevolkingsopbouw
  3. Erven, parken, tuinen en kastelen
  4. De stad
  5. Huizen in de stad
  6. Boerderijen
  7. Leefgemeenschappen
  8. Ontspoorde kloosters en kerk
  9. Religie
  10. Literatuur
  11. Beeldende kunst
  12. Waarnemen
  13. Lichaam
  14. Kleding en sieraden
  15. Ziekte en dood, artsen en magie
  16. Bad en sauna
  17. Het bed
  18. Keuken
  19. Bronnen en links

17. Het bed

De meeste middeleeuwers waren arm en daarom koesterden zij hun spullen. Het bed vonden zij wel het belangrijkste meubelstuk: alleen dat werd per testament nagelaten aan een trouwe dienaar, aan een behoeftig familielid of aan een gasthuis. De dochter kreeg een bed mee als onderdeel van haar bruidsschat. Bedden werden ook wel tweedehands verkocht, net zoals kleding (die gedragen werd totdat ze tot op de draad versleten was en dan nog werden de "goede" stukken eruit geknipt om eventueel in een ander kledingstuk genaaid te worden).

De bedden stonden zo hoog boven de grond dat er vaak nog een matras onder paste en soms zelfs een beddenbak met een matras erin. Soms stond die tweede bak op rolletjes zodat hij gemakkelijk onder de eerste tevoorschijn te halen was. De bedden waren soms zo hoog dat men een opstapje nodig had om erin te komen. Daarvoor gebruikte men wel de kisten waarin men zijn bezittingen opborg en die werden dan afgesloten met sloten en sleutels.

Zie ook: Inrichting van de slaapkamer in Toscane

Onderdelen bewerken

Een bed bestond uit:

1. Beddenbak bewerken

De beddenbak ontbrak meestal, dan lag de matras gewoon op de grond. Was er een beddenbak, dan was die meestal van eenvoudige vurenhouten planken. De zeer rijken hadden eikenhouten beddenbakken, soms ook nog voorzien van houtsnijwerk. Meestal lag er een planken bodem in, maar soms werden er singels (vermoedelijk een soort vlechtwerk van banden) in aangebracht door stoelmatters of touwslagers. Die singels moesten van tijd tot tijd worden opgespannen.

2. Matras, dekens en kussens bewerken

In de beddenbak lag meestal alleen maar een strozak of een matras gevuld met vlokwol. De rijken legden daar nog een matras bovenop. De buitenkant of tijk van deze extra matras was gemaakt van goedkoop linnen, bombazijn (een mengsel van linnen en katoen), het dure wollen laken en soms zelfs van het kostbare zijde. Hij was gevuld met veren of donsveren. De matrassen met donsveren waren het meest comfortabel. In Zuid-Frankrijk had men ook nog matrassen gevuld met katoen.

Verder waren er nog:

  • Dekens van wollen laken, soms gevoerd met (kostbaar of gewoon) bont. De dekens van de armen waren versteld en tot op de draad versleten, zij hadden meestal te weinig en te dunne dekens.
  • Lakens van vlas, hennep, pluiskatoen of grof linnen.
  • Een dekbed dat ook als sprei werd gebruikt.
  • Een hoofdpeluw (het gewone kussen) en soms nog een extra stel hoofdkussens (vaak gevuld met donsveren).

3. Gordijnen en hemel bewerken

In de veertiende en vooral in de vijftiende eeuw werden veel bedden voorzien van een bedhemel en een achterschot (aan het hoofdeinde). Verder hingen er nog drie gordijnen aan ijzeren roedes om het bed heen. De hemel, de gordijnen en het achterschot vormden een soort van tent om het bed heen. De slaper was daardoor afgezonderd van de blikken van anderen, van licht en van tocht. De gordijnen waren van linnen, serge, wollen laken (soms met bont gevoerd), zijde of tapijtwerk.

Kloosters bewerken

Sommige kloosters waren trouw gebleven aan de kloosterregels en de gelofte van armoede (zoals de kartuizers). In die kloosters stonden heel gewone beddenbakken, de bedden hadden geen gordijnen of hemel en zeker geen lakens. Er was geen zachte, warme, veren matras maar harde, smalle strozakken of matrassen gevuld met vlokwol die bijna net zo hard waren of dunne katoenen matrassen. De dekens waren gewoon schapenvellen. De monniken en nonnen sliepen geheel gekleed in hun bedden. De nonnen verfraaiden hun spartaanse bedden door er een mooi geborduurde sprei op te leggen.

Voorbeelden van bedden bewerken

  1. Een bedelaar had een stromatras die zonder beddenbak op de grond lag, een stel gescheurde lakens en een deken met gaten erin.
  2. Een in 1403 terechtgestelde misdadiger had alleen maar een matras en een hoofdpeluw, beide gevuld met vlokwol, een oude versleten lakense deken en twee paar lakens van pluislinnen.
  3. Een leprozenhuis in Parijs, midden veertiende eeuw: de bedden hadden geen beddenbak, geen gordijnen en geen hemel, de matras lag op de grond, verder was er een hoofdkussen, een stel lakens en één deken. Andere ziekenhuizen waren wel eens wat guller en gaven twee dekens in de zomer en drie in de winter.
  4. De slaapzaal van mijnwerkers in 1453: de bedden hadden geen beddenbak, geen gordijnen en geen hemel, de matras lag op de grond. Er waren twee soorten bedden: de eerste had een veren matras, een kussen, twee lakens en twee dekens. De tweede (duidelijk mindere soort) had een matras van vlokwol en maar één deken.
  5. De kok van een bisschop, eind vijftiende eeuw, had een bed met een linnen tijk, een veren hoofdpeluw, een stel lakens, een dekbed en een deken van fijne, grijze wol.
  6. Een nette burgervrouw uit Parijs rond 1460, weduwe van de kapper (barbier) van de koning, had lakens van linnen, een met veren gevuld hoofdkussen, een matras en kussen met Vlaamse tijk, een bedhemel, een achterschot en twee gordijnen. Het bed was 1,80 x 2,10 meter groot.
  7. Een burggraaf in Toire, 1470, had een groot ledikant met een opstapje, een dekbed, een hoofdpeluw, een molton onderdeken, een matras, een deken, een bedhemel van tapijtwerk geborduurd met bloemen en planten, een achterschot en drie gordijnen van blauw laken. Er stond nog een bed naast dat hetzelfde was toegerust en er was een klein bed dat onder het hoofdbed geschoven kon worden. Aan de muur hingen vijf wandkleden, passend bij de kleden van de twee bedden.

Slaapkamers bewerken

 
Meister des Jouvenel des Ursins, miniatuur, 1460

Alleen de rijken hadden een aparte slaapkamer en alleen de allerrijksten maakten daarvan een luxueus en bij elkaar passend geheel. In de veertiende en vijftiende eeuw werden er zeer weelderige slaapkamers gemaakt met bijvoorbeeld geborduurd satijn, gordijnen van zijde, kanten kussens en gewatteerde dekens. De hele uitrusting van een dergelijke slaapkamer kon in kisten opgeborgen worden. De koningen, hertogen en vooraanstaande graven reisden veel rond om hun grondgebied te besturen en zij wilden alles kunnen meenemen. Als de slaapkameruitrusting versleten was of uit de mode, kwam hij op een zolder terecht.

Ook de slaapkamers van gewonere burgers waren versierd met kleden en tapijten: op de meubels en zelfs op de vloer. Er waren doeken van linnen en serge, geborduurd met bloemen, planten of dieren en er hingen zelfs wel eens gordijnen voor de ramen.

Waar wel en waar geen bedden bewerken

In een groot huis met rijke bewoners konden tientallen bedden staan. Ze stonden in de slaapkamers (camera) en de vertrekken die daar bij hoorden zoals de kleedkamers en ze stonden in sommige dienstvertrekken, vooral in de stallen want die werden vaak bewaakt om diefstal van paarden te voorkomen.
Er stonden nooit bedden in de kelders, provisiekamers, zolders, gaanderijen, vlieringen en zeker niet in de zaal (sala of aula). Er stonden haast nooit bedden in de keukens, bijkeukens, kantoren en de studeerkamer.

Alleen of met meerderen in een bed bewerken

Zie ook: Privéleven in Toscane

Als in de middeleeuwen een echtpaar niet puissant rijk was dan sliepen ook hun kinderen (grote of kleine) in hetzelfde bed en soms ook nog een paar broers en zusters, soms een paar vrienden, dienaren en zelfs vreemdelingen: het was maar hoe het uitkwam.

Krijgslieden, studenten, zieken, en armen sliepen vaak met meerderen in hetzelfde bed. De rijken probeerden de promiscuïteit die hier onvermijdelijk uit voortvloeide te vermijden door maar een persoon in een bed te laten slapen, ook vanwege het comfort en de hygiëne. In Vlaanderen was het al vroeg de gewoonte geworden om kleine kinderen in hun eigen bedje te laten slapen.

In de meeste kloosters en in sommige studentenhuizen was het "bed voor een persoon" de norm. Ook in de gasthuizen streefde men daarnaar. Er waren echter ook gasthuizen waar men met zijn zessen, achten of twaalven in een bed sliep. Ook als er in zo'n bed net iemand aan een besmettelijke ziekte was gestorven. Voor zover mogelijk gaf men de ernstigst zieken elk een afzonderlijk bed.

Het met meer dan een persoon in een bed slapen, was voornamelijk een gevolg van armoede. Iedereen die het zich kon veroorloven, sliep alleen of met zijn partner in een bed. Van de andere kant wilden de rijken niet graag scheiden van hun dienaren zoals de kamerheer, het kamermeisje of de vertrouweling. Het kwam regelmatig voor dat deze mensen in de kamer van hun meester sliepen of in de aangrenzende kleedkamer. De meester wilde hen steeds in zijn buurt houden omdat hij elk ogenblik op zijn wenken bediend wilde worden. Maar daarnaast wilde hij doorlopend toezicht houden op de levenswandel van zijn privédienaren opdat ze niet van het (in zijn ogen) rechte pad zouden afdwalen. En als de meester een keer echt even zonder zijn personeel wilde zijn dan kon hij hen er eenvoudigweg uitbonjouren of hij kon zich terugtrekken achter de gesloten gordijnen van zijn hemelbed.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.