Engels/Grammatica/Tijdsaanduidingen
De kalender
bewerkenNamen van dagen en maanden worden standaard met een hoofdletter geschreven:
- Monday (maandag), Tuesday (dinsdag), Wednesday (woensdag), Thursday (donderdag), Friday (vrijdag), Saturday (zaterdag), Sunday (zondag)
- January (januari), February (februari), March (maart), April (april), May (mei), June (juni), July (juli), August (augustus), September (september), October (oktober), November (november), December (december)
De standaardvolgorde bij notatie van een datum is net als in het Nederlands: eerst de dag (de hoeveelste), dan de maand, dan eventueel het jaartal. Als je een datum voluit schrijft met de dag van de week erbij, wordt (net als in het Nederlands) begonnen met de dag van de week. Daarna kan het cijfer dat aangeeft de hoeveelste het is, zowel voor als achter de maand staan, dus bijv. Monday, 1 January of Monday, January 1. De eerste notatie is vooral gebruikelijk in Brits Engels, de laatste in Amerikaans Engels. Als ook het jaartal wordt genoemd, staat dit erachter. In Amerikaans Engels staat er dan nog een komma tussen de datum zelf en het jaartal, in de Britse notatie niet.
Wat nogal verwarrend is, is dat het cijfer dat de dag aangeeft wordt uitgesproken als een rangtelwoord, terwijl het nooit zo wordt geschreven: je zegt dus bijv. January the first of the first of January. Het zo uitschrijven is een fout die niet-Engelstaligen vaak maken.
De klok
bewerkenBronnen
- Van Dale Taalhandboek Engels, 1e editie, 2011, p. 320