Heraclitus over de natuur/De onbekwame mensen
Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen het luisteren en spreken zoals de grote massa der mensen dat dagelijks tijdens gesprekken doet en het luisteren en spreken zoals dit gebeurt in een meer filosofische situatie, waaraan de Efeziër de voorrang lijkt te geven. En het zijn juist de mensen die niet geschikt zijn voor de meer filosofische conversatie, omdat daar veel voor vereist is, zoals inzicht en kennis van zaken, dat nu juist de meeste mensen moeten ontberen. Doordat het hun hieraan ontbreekt, zullen zij ook niet begrijpen wat de wijze mededeelt en kunnen zij niet op gelijk niveau met hem in gesprek treden. Anderzijds zijn zij niet verbonden met het ware en universele, omdat dit hun ontgaat, zodat zij ook daarover geen verklaring kunnen afleggen en het ook niet begrijpen, omdat zij er niet bekend mee zijn.
- Doxografisch commentaar:
- Clemens van Alexandrië, Stromata, II, 24, 5: ἀπίστους τινὰς εἶναι ἐπιστύφων ῾Ηράκλειτος φησιν• ἀκοῦσαι οὐκ ἐπιστάμενοι οὐδ' εἰπεῖν, ὠφεληθεὶς δήπουθεν παρὰ Σολομῶντος. “Ongeloofwaardige lieden zijn ervaren zegt Heraclitus: zij weten niet te luisteren, noch te spreken, dit is voordelig zou ik zo zeggen naast de spreuk van Salomo.”
- De mensen zijn niet in staat adequaat te luisteren of te spreken, omdat zij afgescheiden zijn van de universele waarheid en doordat zij ongeschikt zijn zich toe te leggen op de kunst van het luisteren en spreken:
(grc) « ἀκοῦσαι οὐκ ἐπιστάμενοι οὐδ' εἰπεῖν. »
|
(nl) « Zij weten niet te luisteren, noch te spreken. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 19.)
|
- Aldus weten de mensen niet te luisteren en daarin lijken zij op doven:
(grc) « ἀξύνετοι ἀκούσαντες κωφοῖσιν ἐοίκασι• φάτις αὐτοῖσι μαρτυρεῖ παρ’ εόντας ἀπεῖναι. »
|
(nl) « Zonder begrip luisterenden lijken doven: het gezegde getuigt van hen: “bij het werkelijke afwezig”. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 34.)
|
De mensen zijn niet betrokken bij het proces dat bestaat uit het vernemen van uitspraken enerzijds en het duiden van uitspraken anderzijds, waarbij zij wat gezegd wordt niet vernemen, omdat zij niet kunnen duiden, daar zij zowel de ware betekenis van de uitspraak niet begrijpen, alsook niet bekend zijn met het universele dat waar is en waarnaar de ware uitspraak verwijst. Zij kunnen worden vergeleken met de doven, omdat datgene wat gezegd wordt ook hun ontgaat. Hun ontbreekt het immers aan het vermogen om met het oor waar te nemen, terwijl het hun die zonder begrip luisteren ontbreekt aan het vermogen om uitspraken te vernemen. Zowel de doven als zij die niet weten te luisteren zijn niet in staat om datgene wat hun ter ore komt te vernemen.
- Doxografisch commentaar:
- Theodoretus, Graecarum affectionum curatio, I, 71: ἀλλὰ γὰρ ἀτεχνῶς οἶμαι ἁρμόττει τοῖς ὁμοίως ὑμῖν ἀντιλέγουσιν, ἅπερ Ἡράκλειτος ὁ Ἐφέσιος εἴρηκεν• ἀξύνετοι ἀκούσαντες κωφοῖς ἐοίκασι κ. τ. λ. “Want zonder overdrijving echter, naar ik meen, stemt men in met gelijke dingen voor ulieden die zij tegenspreken, waarvan Heraclitus de Efeziër bericht: zonder begrip luisterenden lijken doven etc.”
- Clemens van Alexandrië, Stromata, V, 115, 3: (Het citaat is hetzelfde als bij Theodoretus).
- Eusebius, Praeparatio evangelica, XIII, 13, 42: (Het citaat is hetzelfde als bij Theodoretus en Clemens).
- κωφοῖσιν Eusebius; κωφοῖς Clemens, Theodoretus. αὐτοῖσι Eusebius, Theodoretus; αὐτοῖσιν Clemens. ἀπεῖναι Eusebius, Theodoretus; ἀπιέναι Clemens.
- Dit gehele proces dat gekenmerkt wordt door onvermogen, kan worden omschreven als ‘sufheid’ of ‘domheid’ en kan ertoe leiden dat de toehoorder versteld staat bij wat hij verneemt en in de war raakt, terwijl de vermogende juist wel de logica van de ware gedachtegang vat, omdat hij die begrijpt en die ook kan duiden, dat wil zeggen dat hij weet naar welke universele en ware situatie die gedachtegang verwijst:
(grc) « βλὰξ ἄνθρωπος ἐπὶ παντὶ λόγῳ ἐπτοῆσθαι φιλεῖ. »
|
(nl) « Een dom mens pleegt bij alle woorden in de war te raken. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 87.)
|
- Doxografisch commentaar:
- Plutarchus, De audiendis poetis 28 D (DK 22 B 87).
- Plutarchus, De auditione (Mullach I, p. 326, fg. 79 DK 22 B 87), citeert Heraclitus terloops:"En deze uitspraak van Heraclitus weerleggen zij niet: een dom mens pleegt bij alle woorden in de war te raken".
- Daarom zijn de onvermogende mensen afgescheiden van het universele en ware, waarmee zij in een ander opzicht toch ook verbonden zijn, omdat zij er deel van uitmaken:
(grc) « ᾧ μάλιστα διηνεκῶς ὁμιλοῦσι τούτῳ διὰφέρονται, καὶ οἷς καθ΄ ἡμέραν ἐγκυροῦσι, ταῦτα αὐτοῖς ξένα φαίνεται. »
|
(nl) « Waarmee zij het meest aan een stuk verkeren, daarvan zonderen zij zich af, en waar zij dagelijks op stuiten dat schijnt hun vreemd toe. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 72.)
|
Dat waarvan de mensen onderdeel zijn ontgaat hun, zoals wij bijvoorbeeld in de slaap niet weten wat wij doen of waar wij zijn, terwijl wij er toch mee verbonden zijn (fg. 1c), zoals mensen in de war raken of versteld staan bij dat wat zij niet begrijpen. Het komt hun daarmee ook vreemd voor. Heraclitus spreekt in dit verband over dat wat met de dag komt en dat wat ons toeschijnt. Wat met de dag komt is het zichtbare, dat duidelijk waar te nemen is door het licht van de zon. Zijn licht schijnt echter voor de mensen op een vreemde wijze, omdat zij de verschijnselen die met de dag komen niet begrijpen en doorgronden.
- Op dergelijke wijze begrijpen zij ware uitspraken niet, alsook alles waar zij op stuiten, zodat zij de stof niet in zich kunnen opnemen die de de wijze hun aanbiedt:
(grc) « οὐ γὰρ φρονέουσι τοιαῦτα πολλοί, ὁκόσοι ἐγκυρεῦσιν, οὐδὲ μαθόντες γινώσκουσιν, ἑωυτοῖσι δὲ δοκέουσι, κατὰ τὸν γενναΐον Ἡράκλειτον. »
|
(nl) « Want velen denken niet aan zulke dingen, waarop zij stuiten, ook kennen zij hun lessen niet, maar zij houden vast aan hun overtuigingen, volgens de adellijke Heraclitus.
»
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 17, bij Clemens van Alexandrië, Stromata, II, 8, 1.)
|
De mensen blijven onwetend en blijven vasthouden aan hun particuliere en leugenachtige overtuigingen, die dat zijn omdat die niet in overeenstemming zijn met het universele en ware.
- Dit alles zal ertoe leiden dat de mensen het woord van Heraclitus niet zullen begrijpen (fg. 1a), juist omdat zij niet weten te luisteren en niets nieuws wat van belang is leren. Door hun onbekwaamheid zijn zij onervarenen en zijn zij niet in staat op de juiste wijze onderzoek te doen (fg 1b). Door hun onvermogen zal hun, evenals de slapenden, veel ontgaan (fg 1c), laat staan dat zij zich toeleggen op de ene menselijke wijsheid of kennis hebben van de goddelijke wijsheid (fg. 2 – 5). Maar zij houden zich vast aan hun particuliere leugenachtigheid en ook daarin lijken zij op slapenden (fg. 6 - 7).