Heraclitus over de natuur/De waarde van de zintuigen

Zij die waargenomen hebben zijn dus in staat daarover een verklaring af te leggen. Dit vermogen is eigen aan de ziel, letterlijk in het Oudgrieks ‘de (koude) kracht die het leven inblaast’. Alleen door te leven en bezield te zijn is het mogelijk een getuigenis af te leggen van wat de levende en bezielde mens waarneemt. Het is hier echter wel vereist dat een dergelijk mens wat hij waarneemt op de juiste wijze verklaart. Hij moet als het ware ‘de taal der natuur’ spreken. Voor ‘barbaarse zielen’ gaat dit niet op. Zij misduiden het waarneembare, omdat zij de natuur niet adequaat kunnen uitleggen. Het feit dat de Efeziër spreekt van ‘barbaarse zielen’, lijkt te suggereren dat hiermee een aanzet toe wordt gegeven de kosmische ordening te vergelijken met de polis, en dat is een thema dat in het vervolg steeds weer zal terugkeren. Want ‘barbaarse zielen’ zijn vreemde, uitheemse mensen die de taal die in de polis wordt gesproken niet verstaan. Evenzo lijkt Heraclitus de term zo op te vatten dat ‘barbaarse zielen’ niet in staat zijn de tekenen in het waarneembare deel van de kosmische ordening te duiden, omdat die de taal ervan niet verstaan. Denk hierbij aan de bekende uitspraak van Jacques Derrida: ‘er is niets buiten de tekst’.

  • Doxografisch commentaar:
    • Sextus Empiricus, Adversus mathematicos, VII, 126: ἀλλὰ τὴν μὲν αἴσθησιν ἐλέγχει λέγων κατὰ λέξιν• κακοὶ μάρτυρες ἀνθρώποισιν κ. τ. λ. ὅπερ ἴσον ἦν τῶι ‘βαρβάρων ἐστὶ ψυχῶν ταῖς ἀλόγοις αἰσθήσεσι πιστεύειν. “Maar verder peproefde hij de waarneming, verklarend in deze uitspraak: slechte getuigen zijn voor mensen etc. Hetgeen gelijkstaat met: barbaarse zielen vertrouwen op de redeloze zintuigen.”
    • Stobaeus, Anthologium, III, 4, 54: κακοὶ γίνονται ὀφθαλμοὶ καὶ ὦτα ἀφρόνων ἀνθρώπων ψυχὰς βαρβάρους ἐχόντων. “Slecht blijken de ogen en oren van dwaze mensen te zijn: barbaarse zielen hebben zij.”
    • Diogenes Laërtius, IX, 7, de Heraclito: καὶ τὴν ὅρασιν ψεύδεσθαι. “En het gezicht is bedrieglijk.”
Heraclitus over de natuur
  • De huidige wetenschappelijke methode, die inhoudt dat de onderzoeker zich onder meer moet laten leiden door wat de ervaring ons leert, werd, volgens fg. 15, dus ook al door Heraclitus gehanteerd:
(grc)
« ὅσων ὄψις, ἀκοὴ, ταῦτα ἐγὼ προτιμέω. »
(nl)
« Van het zien, het horen: daaraan geef ik de voorrang. »
(Heraclitus, fragment DK 22 B 55.)
  • Doxografisch commentaar:
    • Hippolytus, Refutatio in omnium haeresium, IX, 10, 1: ὅτι δέ ἐστιν ὁρατὸς ἀνθρώποις καὶ οὐκ ἀνεξεύρετος, ἐν τούτοις λέγει• ὅσων ὄψις, ἀκοὴ, µάθησις, φησί, τουτέστι τὰ ορατὰ τῶν ἀοράτων. “Dat verder het zichtbare er voor de mensen en niet onnaspeurbaar is, in het volgende verklaart hij het: wat zien, horen, leert, zegt hij, dat is het zichtbare van het onzichtbare:”
    • Hippolytus, Refutatio in omnium haeresium, IX, 9, 5: καὶ ὅσων, ὄψις, ἀκοὴ, µάθησις τουτέστι τὰ ὄργανα ταῦτα, φησίν, ἐγὼ προτιμέω, οὐ τὰ ἀφανῆ προτιμήσας. “En wat zien, horen, leert, dat is het werktuig, daaraan, zegt hij, geef ik de voorrang, niet heeft het onzichtbare de voorrang”
  • Er wordt hier echter niet gesproken van ‘zintuigen’, maar van ‘getuigen’:
(grc)
« κακοὶ μάρτυρες ἀνθρώποισιν ὀφθαλμοὶ καὶ ὦτα βαρβάρους ψυχὰς ἐχόντων. »
(nl)
« Slechte getuigen zijn voor mensen ogen en oren wanneer zij barbaarse zielen hebben. »
(Heraclitus, fragment DK 22 B 107.)
  • Ook voor hen die zich op het universele en ware richten, zijn de zintuigen niet altijd betrouwbare getuigen. Dit geldt in het bijzonder voor het oor:
(grc)
« ὀφθαλμοὶ γὰρ τῶν ὤτων ἀκριβέστεροι μάρτυρες. »
(nl)
« Want ogen zijn nauwkeuriger getuigen dan oren. »
(Heraclitus, fragment DK 22 B 101a.)

Met het oor zijn wij weliswaar in staat berichten tot ons te nemen, maar als ons leugenachtige berichten van mensen die de waarheid niet spreken ter ore komen, is het oor onbetrouwbaar. Want door met het oor naar anderen te luisteren, weten wij indirect, namelijk via de een of andere spreker, hoe de stand van zaken is, terwijl wij met het oog de stand van zaken zonder tussenkomst van een spreker van wie wij de toehoorder zijn, kunnen kennen. Daarom is het oog rechtstreeks getuige van de feiten, het oor echter niet, en dus is het oog een meer betrouwbare getuige.

  • Niet alleen het oog en het oor zijn in dit verband van belang, maar ook de neus:
(grc)
« εἰ πάντα καπνὸς γένοιτο, ῥῖνες ἂν (ἦν). »
(nl)
« Als alles (duidelijk) rook zou worden, zouden de neuzen er nog zijn. »
(Heraclitus, fragment DK 22 B 7.)

Het oog en het oor zijn niet in staat alle verschijnselen waar te nemen. Zo is alleen de neus in staat de geur van rook op te merken.

  • Doxografisch commentaar:
    • Aristoteles, de Sensu, 5, p. 443a, 21: δοκεῖ δ' ἐνίοις ἡ καπνώδης ἀναθυμίασις εἶναι ὀσμή, οὖσα κοινὴ γῆς τε καὶ ἀέρος. καὶ πάντες ἐπιφέρονται ἐπὶ τοῦτο περὶ ὀσμῆς• διὸ καὶ Ἡράκλειτος οὕτως εἴρηκεν, ὡς εἰ πάντα τὰ ὄντα καπνὸς γένοιτο, ῥῖνες ἂν διαγνοῖεν. “Maar sommigen zijn van mening dat er uit rokerige uitwasimingen geuren plegen te zijn, die in hun wezen gemeenschappelijk uit aarde en ook lucht zijn, en dat wat de geuren betreft alle dingen hierin worden omgezet: daarom ook geeft Heraclitus er zelf bericht van, dat als alles van het bestaande (duidelijk) rook zou worden, er neuzen zouden onderscheiden.”


Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.