Leer jezelf ecologisch tuinieren/Composietenfamilie
De composietenfamilie (Compositae of Asteraceae: beide botanische namen zijn toegestaan), ook samengesteldbloemigen genoemd, is samen met de orchideeënfamilie de omvangrijkste plantenfamilie. Zij telt over de hele wereld gezien naar schatting wel 20.000 tot 25.000 soorten. In de tropen telt de familie ook bomen en lianen. Het belangrijkste kenmerk van deze familie vormen de sterk gereduceerde bloempjes. Deze staan bijeen in zogenaamde bloemhoofdjes, die vaak voor bloemen worden aangezien. De groene blaadjes die tegen deze bloemhoofdjes aanliggen zijn dan ook geen kelkbladen maar omwindselblaadjes.
- Bloemtypen
Er worden drie typen bloempjes onderscheiden.
- De lintbloem
De lintbloem is een gereduceerde bloem waar bij de bloemkroon is vergroeid tot een enkel bloemblad, waarvan de oorspronkelijke vijf bladen nog te herkennen zijn aan de tandjes aan het uiteinde ervan.
Dit bloemblad vormt als het ware het lint waarnaar dit bloemtype is genoemd. De bloem is tweeslachtig. De helmhokjes zijn vergroeid tot een soort koker rond de stijl. Op de plek waar de bloemkroon is ingeplant bevindt zich vaak een rij haren of schubben. Deze wordt de pappus genoemd en is in feite de gereduceerde kelk. Wanneer het zaad rijp is, groeit deze pappus vaak uit tot het vruchtpluis.
Het vruchtbeginsel is ingeplant op de bloemhoofdjesbodem. Tussen de verschillende bloempjes kunnen zich ook nog vliesjes bevinden. Deze worden stroschubben genoemd. Voorbeelden van een composiet met enkel lintbloemen zijn de Paardenbloem en de geslachten die voor een oppervlakkige toeschouwer er veel op lijken zoals Leeuwentand en Biggenkruid. De stroschubben zijn een kenmerk voor het laatst genoemde geslacht.
- De buisbloem
Een groot aantal composieten heeft een bloemhoofdje met een geel hart en witte krans, zoals de Gewone margriet en het Madeliefje. Het gele hart van een dergelijk bloemhoofdje bestaat uit buisbloemen, waarvan de kroon vergroeid is tot een buis. De buisbloemen zijn veelzijdig symmetrisch. Er bestaan echter ook composieten waarvan het bloemhoofdje alleen bestaat uit buisbloemen, van de in Nederland inheemse flora is dat ongeveer een derde.
- De straalbloem
Bij composieten met bloemhoofdje met een geel hart en een witte krans, bestaat die witte krans uit zogenaamde straalbloemen. Deze straalbloemen lijken veel op lintbloemen, maar er is wel een aantal verschillen. De bovenste rand van de gereduceerde bloemkroon bestaat uit drie in plaats van vijf tanden en de bloem is vaak alleen vrouwelijk of soms zelfs geslachtsloos. De straalbloemen kunnen ook andere kleuren hebben dan wit. Bij Klein hoefblad zijn ze geel en bij Centaurea kunnen ze rood zijn.
- Vrucht
De vrucht is een nootje. Dikwijls zit aan het nootje vruchtpluis (pappus) (paardenbloem), waardoor het door de wind makkelijk verspreid kan worden. Bij deze vruchten is de kelk vervangen door een haarkrans. Er zijn soorten waarbij het steeltje van de haarkrans zich verlengt tijdens het rijp worden van de vrucht. Maar ook komen soorten voor waarbij het vruchtpluis direct op de vrucht is ingeplant (Klein streepzaad). In de volksmond worden de vruchtjes vaak gewoon zaad genoemd.
- Geslachten
In Nederland en België komen de volgende geslachten in het wild voor:
-
Afrikaantje (Tagetes)
-
Alant (Inula)
-
Alsem (Artemisia)
-
Asterfijnstraal (Conyza)
-
Berenoor (Arctotis)
-
Biggenkruid (Hypochaeris)
-
Bitterkruid (Picris)
-
Centaurie (Centaurea)
-
Cichorei (Cichorium)
-
Distels (Carduus)
-
Duizendblad (Achillea)
-
Fijnstraal (Erigeron)
-
Ganzenbloem (Chrysanthemum of Glebionis)
-
Goudsbloem (Calendula)
-
Guldenroede (Solidago)
-
Havikskruid (Hieracium)
-
Hoefblad (Petasites)
-
Kamille (Matricaria)
-
Klit (Arctium)
-
Knopkruid (Galinsoga)
-
Kogeldistel (Echinops)
-
Kruiskruid (Senecio)
-
Leeuwentand (Leontodon)
-
Margriet (Leucanthemum)
-
Melkdistel (Sonchus)
-
Morgenster (Tragopogon)
-
Schorseneer (Scorzonera)
-
Schubkamille (Anthemis)
-
Sla (Lactuca)
-
Streepzaad (Crepis)
-
Tandzaad (Bidens)
-
Vederdistel (Cirsium)
-
Viltkruid (Filago)
-
Vlooienkruid (Pulicaria)
-
Voorjaars- zonnebloem (Doronicum)
-
Witte knoop (Anaphalis)
Nog niet beschreven:
- Baccharis
- Cotula
- Gnaphalium (Droogbloem)
- Guizotia
- Helichrysum
- Jacobaea (Jacobskruiskruid)
- Onopordum
- Serratula
- Tanacetum (Wormkruid)
- Tripleurospermum (Klierkamille)
- Xanthium (Stekelnoot)
Zie de pagina's van het betreffende geslacht voor de soorten.
Een lange lijst van niet in Nederland en België voorkomende geslachten (er is uiteraard geen overeenstemming over de interne taxonomie van deze complexe familie of over het aantal genera) kan je vinden in Wikipedia.