Gebruiker:Quichot/tuinieren1
De Inca's vereerden de zonnebloemen als beeld van hun zonnegod.
Samenstelling van de bodem
bewerkenEen belangrijke vereiste voor succesvol tuinieren is een goede bodemstructuur. Het hangt namelijk van de bodemstructuur af of en welke planten volledig tot hun recht zullen komen. De bodem in Nederland bestaat uit verschillende grondsoorten. De eigenschappen van de grond hangen grotendeels af van de samenstelling van de grond uit de verschillende bestanddelen en de concentraties van deze bestanddelen in de bodem. Als je precies wilt weten waaruit de grond van de tuin bestaat, kan je monsters nemen en deze laten onderzoeken. Een andere mogelijkheid is goed rondkijken in nabije tuinen en natuur welke gewassen er florissant bijstaan en welke niet.
Waaraan herken je de grondsoort?
bewerkenBij de aanleg van een tuin is het goed om te letten op bovengenoemde planten. Dopheide bijvoorbeeld zal het slecht of niet doen op zwaar bemeste, gecultiveerde bodem, bloemkool echter uitstekend.
De eisen waaraan de grond moet voldoen
bewerkenDe bodem/grond kunnen we onderverdelen in twee lagen:
- De teelaarde
- De ondergrond
Met de ondergrond zal je weinig te maken krijgen in tegenstelling tot de teelaarde. Doch moet je deze gewoonlijk zo min mogelijk bewerken. De grond is opgebouwd uit levenloze en levende componenten. De levenloze componenten komen in drie fasen voor:
- Vast: mineralen, oplosbare en onoplosbare zouten, in ontbinding verkerende resten van planten en dieren.
- Vloeibaar: water( een levensbehoefte van de plant, waar dus voldoende ruimte voor moet zijn in de bodem) en de hierin opgeloste zouten en zuren.
- Gasvormig: de bodem zuurstof. (Alle levende organismen hebben zuurstof nodig, dus ook de plant. Niet alleen de bovengrondse, maar ook de ondergrondse delen. Er moet dus genoeg zuurstof in de bodem zitten. Ook hiervoor moet ruimte aanwezig zijn.)
De bodemstructuur kan je opdelen in twee vormen:
- Korrel structuur: de grond deeltjes liggen naast elkaar, zonder enig verband, dit komt niet vaak voor.
- Kruimel structuur: de deeltjes liggen in klontjes, korrels en/of kruimels.
Het is van groot belang dat de bodem een kruimel structuur heeft, bij deze structuur kunnen water, zuurstof en benodigde meststoffen makkelijk bij het wortelgestel van een plant komen. De kruimel structuur kan bereikt worden met een doelmatige grondbewerking vooraf (spitten, schoffelen en harken). Daarna moet er zo weinig mogelijk gespit worden en zeker niet omgooien, omdat je dan de vruchtbare laag en het bodemleven naar boven brengt. Het gevolg hiervan is dat de grond uitdroogt en je steeds weer moet blijven bemesten. Ook vorst heeft een goede uitwerking op de structuur. Bewerk de grond dus vlak voor de vorstperiode.
Organismen zoals wormen veroorzaken holten in de grond, wat de bodemstructuur tevens ten goede komt. Verder is wormenmest een uitstekende meststof. Als de bodem geen kruimel structuur of de poriën (ruimte tussen de korrels) te klein zijn , kan de grond door heftige neerslag dicht spoelen. Het water moet zich door de bodem naar beneden kunnen verspreiden. Een goede methode om de grond 'luchtig' te houden is prikken met een hooivork of bewerken met een grelinette (woelvork}. De meeste cultuurgewassen ontwikkelen zich beter op een wat droge, kruimel-achtige structuur dan op een natte grond.
Grondbewerking
bewerkenDe meeste tuinders keren de grondlagen om. Ploegen en spitten moet eigenlijk maar één keer plaats vinden, namelijk als we van een ruw stuk terrein (weiland) een moes- of siertuin willen maken. Daarna gebruiken we de spa hooguit voor het verplanten van gewassen.
Bij ploegen en spitten keer je de grondlagen om, je brengt omhoog wat laag was en andersom. Behalve dat de vruchtbare teeltlaag zo steeds verstoord wordt, verhuis je ook het (on)kruidzaad naar beneden en komt er telkens meer mee naar boven en dat zaad heeft zich lekker kiemgereed kunnen maken in de vruchtbare laag. Dat geeft dus veel werk. Laat dat liever over aan de wormen en mollen, die houden je grond luchtig genoeg als het goed is. Laat een stuk niet gebruikte grond ook eens een jaar tot rust komen (braak liggen). Zaai eventueel een groenbemester in. Ook kan je in het najaar flink wat compost door de grond harken en het hele jaar rustig alle (on)kruid wat opkomt verwijderen. Eventueel steek je met een spitvork of grelinette in de grond om zo wat luchtgaten te creëren.
Grond bewerken is werk wat werk maakt. Zoveel mogelijk vermijden dus. Doe de natuur na waar het kan en pas zoveel mogelijk grond bedekking toe. Geen al te zware want dat houdt in het voorjaar het opwarmen weer tegen en dan komt je tuin later op gang.
Toevoegingen voor een betere bodemstuctuur
bewerkenIn de bodem moet altijd humus aanwezig zijn, humus zorgt ervoor dat de plant belangrijke voedingstoffen krijgt. Humus kan toegevoegd worden door
het toevoegen van kalk (gemalen eierschalen) wat ervoor zorgt dat de zuurtegraad van de bodem naar beneden gaat. Sommige planten vragen voor een optimale groei een bepaalde zuurgraad. De zuurtegraad hangt af van de soort grond. De beste zuurtegraden zijn:
- Kleigrond pH 7
- Zandgrond pH 6
- Veengronden pH 6-6.5
Kleigronden kunnen het best bewerkt worden voor de winter, andere grondsoorten kunnen ook in het voorjaar bewerkt worden. Ook kan stalmest toegevoegd worden om de grond lichter of zwaarder te maken, waardoor het noodzakelijke humusgehalte wordt opgevoerd. In de volgende jaren spreid je regelmatig compost uit.
Compost
bewerkenEr zijn vele manieren om zelf compost te maken van je tuin- en keukenafval, maar de hier beschreven methode werkt het best.
De composthoop moet aan twee voorwaarden voldoen, warm (niet in de zon!) en vochtig (niet nat!). De beste plaats is onder bomen en niet te laag (in een kuil). Leg op de grond een laag takken (zo kan er lucht onderdoor stromen). Stro mag ook. Maak de hoop anderhalf tot twee meter breed en zo lang als je ruimte hebt. Op de basis strooi je het blad, stengels, rot fruit, rotte groenten, enz. Geen broodresten (geef die aan de vogels) want dat geeft een penicilline schimmel die het proces verstoort. Een laagje kalk (een paar handjes maerl of spaar eierschalen die je fijn stampt) er overheen en vervolgens wat aarde uit de tuin. Dan wat beendermeel en opnieuw beginnen tot de hoop hoog genoeg is. Als laatste met aarde bedekken. Vergeet niet 'schoorstenen' te plaatsen voor de beluchting. Om de 1,5 meter een paal in de hoop inbouwen die je weer verwijdert. Bij strenge vorst een prop papier in het gat. Als de schoorsteen 'inzakt' is de hoop klaar voor gebruik.
Bij lange droogte een paar emmers water erover gieten, niet te veel want dan gaat de boel rotten. Houdt de hoop zoveel mogelijk onkruid vrij want het zaad wordt weer mee door je tuin verspreid. Elk jaar moet de hoop gekeerd worden, de buitenzijde breng je dan aan de binnenkant en andersom. In de hoop ontstaan wormeneitjes, zwamsporen, bacteriën, voedingszouten en sporenelementen. Na een paar jaar heb je prachtige zwarte teeltaarde.
Een zwart(e) compostvat/bak werkt ook prima! En bovendien kun je de compost die je nodig hebt,onder uit het compostvat halen, deze is "rijp", de rest blijft in het vat om verder te rijpen. Nog een voordeel; geen last van vliegen en wespen in de buurt van het vat omdat er een deksel op zit.
Gesteentenmeel
bewerkenGroenbemesting
bewerkenZaai op een niet gebruikt stuk planten in die de grond verrijken zoals (gele of witte) lupine, gele mosterd, phacelia, serradella en boekweit. Je laat deze éénjarige planten afsterven.
Mulchen
bewerkenGereedschappen
bewerkenKwantiteit of kwaliteit. Kies voor het laatste, je hoeft echt niet alles te hebben wat een tuincentrum je voorspiegelt. Dit hoofdstuk probeert je te helpen een juiste keuze te maken voor tuingereedschap wat je vindt dat noodzakelijk is. Bespaar echter niet op kwaliteit. Een goede snoeischaar, is sterk, kan je zelf slijpen en gaat jaren mee. Een slechte is een bron van ergernis. Ga daarom naar een goede (vak)handel. Soms zijn er winkels van boerencoöperaties die over het algemeen degelijk gereedschap verkopen.
Vaak zijn stelen van tuingereedschap van essenhout gemaakt. Dat hout is sterk en vangt trillingen goed op. Het nadeel van een stalen steel (hoewel 'onbreekbaar') is dat trillingen niet opgevangen worden en in de winter vriezen je handen eraan vast. Glasvezel stelen zijn ook sterk, vangen geen trillingen op en geeft weer afval bij breken. Een houten steel kan je vaak wat inkorten en als die echt op is kan die op de composthoop.
Aandrukplank
bewerkenDeze gebruik je om het zaad aan te drukken. Je kan daarvoor met de platte kant van de spade op de grond slaan. Ook een roller of rollen met een fles is mogelijk. Het makkelijkst (vooral grotere oppervlakken) gaat het met een zware plank waar op recht of schuin een steel bevestigd is.
Zelf maken kan eenvoudig. Neem een dikke, stevige plank van ongeveer 30 cm in het vierkant, boor er een gat in ter dikte van een (oude bezem?) stok en bevestig die in het gat. Om het steviger te maken kan je ook eerst een blok(je) hout op de plank schroeven en het gat hier door en door in boren. De steel kan je dan extra zekeren met een schroef.
Na het zaaien van zaad wat oppervlakkig gezaaid moet worden (bijvoorbeeld gras) stamp je met de plank de boel glad.
Plantschepje
bewerkenEen plantschopje is van hard staal, de steel kan zowel van metaal of hout zijn. Deze wordt veel gebruikt op plaatsen waar geen spade mogelijk is, bijvoorbeeld in een ontwikkelde border.
Pootstok
bewerkenDeze is zo'n 35 centimeter lang en aan de ene kant aangepunt. Bovendien is hij voorzien van een T-vormig handvat aan de andere kant.
Tuinkoord
bewerkenGrelinette
bewerkenSpitvork
bewerkenDeze wordt gebruikt om wortelonkruiden te spitten. Dit werkt beter dan een steekschop, aangezien deze gemakkelijk dwars door de wortels steekt. Een spitvork kan je ook gebruiken om de grond los te maken en lucht te geven. Steek de vork in de grond en beweeg een beetje heen en weer.
Hak
bewerkenDe hak heeft een stalen blad dat via een gebogen hals aan een niet zo lange steel. Hiermee kan eenvoudig het onkruid uit de grond worden verwijderd en tegelijkertijd de grond worden losgemaakt. Daarbij worden grote kluiten in kleine kruimels gehakt. Deze werkt licht op zware gronden, omdat de hark al trekkend gebruikt wordt.
Schoffel
bewerkenDeze wordt naar voren over de grond geschoven, even onder het grondoppervlak. Schoffels zijn met een scherp stalen blad uitgerust en onkruiden worden vlak onder de grond afgesneden van de wortel. Ze zijn ideaal geschikt voor lichte gronden.
Hark
bewerkenDeze wordt voor veel dingen gebruikt, maar is het best geschikt om grond gelijk te harken. De hark is niet geschikt voor zandgrond, omdat deze de structuur vernielt.
Cultivator
bewerkenEen cultivator heeft één, drie of vijf kromme, klauwachtige tanden die men door de grond trekt. De cultivator kan een stuk grond van tot 35 centimeter bewerken. Dit gereedschap wordt vaak gebruikt voor de bewerking van de bovengrond. Hiermee kan men bijvoorbeeld compost toevoegen aan de grond, waardoor deze luchtig wordt. Voor grotere stukken tuin is dit gereedschap goed bruikbaar.
Snoeischaar
bewerkenDeze bestaat in vele modellen en formaten. Deze is ideaal voor het snoeien van dikke takken of struiken met stekels/doornen.
Mes
bewerkenMestvork
bewerkenDeze is te herkennen aan gebogen tanden die ver uit einkaar staan. Hiermee worden grove materialen opgeschept.
Kruiwagen
bewerkenZeis
bewerkenGrasmaaier
bewerkenDeze zijn er in soorten, waaronder kooimaaiers, cirkelmaaiers en balkenmaaiers. Deze dient uiteraard voor het onderhouden van het gazon. Ze kunnen zowel handaangedreven zijn als met een motor.
Spade
bewerkenZoals eerder vermeld gebruik je een spade in het begin om je tuin te ontginnen. Daarna laat je die zoveel mogelijk in de schuur. Hooguit komt een spa nog tevoorschijn bij het (over)planten van struiken en bomen, voor kleine planten heb je meer aan een plantschepje. Voor kleigrond kan je beter een smalle spa gebruiken, bij zandgrond of lichte klei heb je meer aan een brede.
Schep
bewerkenHiermee wordt materiaal opgeschepd, verplaatst en verspreid. Het blad lijkt op een schotel en staat gebogen, zodat er zonder al te veel bukken toch veel kan worden gewerkt.
Sproeier
bewerkenVerstuiver
bewerkenZagen
bewerkenEr zijn verschillende soorten zagen voor tuin gebruik.
Takkenzaag
bewerkenEen licht gekromde handzaag voor het snoeien van wat dikkere takken die met de schaar niet te behandelen zijn. Het blad van de takkenzaag heeft grove tanden om door het levende hout te kunnen zagen. Er bestaat ook een uitvoering met een lange steel, de stokzaag, een lichtgewicht takkenzaag die op een lange, vaak uitschuifbare, stok gemonteerd is om takken die hoger in de boom zitten te kunnen bereiken. De zaag is aan het uiteinde vaak voorzien van een grote uitstekende punt, zodat de zaag aan de tak blijft hangen.
Boomzaag
bewerkenBoomzagen zijn bedoeld om heel dikke takken af te zagen of bomen om te zagen. Ze zijn in verschillende afmetingen te koop, kleine voor gebruik door één persoon of grotere die je aan beide zijden kan vasthouden, dus met z'n tweeën kan gebruiken. Ze bestaan uit een beugel waarin een zaagblad is gespannen.
Kettingzaag
bewerkenDeze is voor in de tuin niet nodig, tenzij je een houtkachel hebt.
De Inca's vereerden de zonnebloemen als beeld van hun zonnegod.
Samenstelling van de bodem
bewerkenEen belangrijke vereiste voor succesvol tuinieren is een goede bodemstructuur. Het hangt namelijk van de bodemstructuur af of en welke planten volledig tot hun recht zullen komen. De bodem in Nederland bestaat uit verschillende grondsoorten. De eigenschappen van de grond hangen grotendeels af van de samenstelling van de grond uit de verschillende bestanddelen en de concentraties van deze bestanddelen in de bodem. Als je precies wilt weten waaruit de grond van de tuin bestaat, kan je monsters nemen en deze laten onderzoeken. Een andere mogelijkheid is goed rondkijken in nabije tuinen en natuur welke gewassen er florissant bijstaan en welke niet.
Waaraan herken je de grondsoort?
bewerkenBij de aanleg van een tuin is het goed om te letten op bovengenoemde planten. Dopheide bijvoorbeeld zal het slecht of niet doen op zwaar bemeste, gecultiveerde bodem, bloemkool echter uitstekend.
De eisen waaraan de grond moet voldoen
bewerkenDe bodem/grond kunnen we onderverdelen in twee lagen:
- De teelaarde
- De ondergrond
Met de ondergrond zal je weinig te maken krijgen in tegenstelling tot de teelaarde. Doch moet je deze gewoonlijk zo min mogelijk bewerken. De grond is opgebouwd uit levenloze en levende componenten. De levenloze componenten komen in drie fasen voor:
- Vast: mineralen, oplosbare en onoplosbare zouten, in ontbinding verkerende resten van planten en dieren.
- Vloeibaar: water( een levensbehoefte van de plant, waar dus voldoende ruimte voor moet zijn in de bodem) en de hierin opgeloste zouten en zuren.
- Gasvormig: de bodem zuurstof. (Alle levende organismen hebben zuurstof nodig, dus ook de plant. Niet alleen de bovengrondse, maar ook de ondergrondse delen. Er moet dus genoeg zuurstof in de bodem zitten. Ook hiervoor moet ruimte aanwezig zijn.)
De bodemstructuur kan je opdelen in twee vormen:
- Korrel structuur: de grond deeltjes liggen naast elkaar, zonder enig verband, dit komt niet vaak voor.
- Kruimel structuur: de deeltjes liggen in klontjes, korrels en/of kruimels.
Het is van groot belang dat de bodem een kruimel structuur heeft, bij deze structuur kunnen water, zuurstof en benodigde meststoffen makkelijk bij het wortelgestel van een plant komen. De kruimel structuur kan bereikt worden met een doelmatige grondbewerking vooraf (spitten, schoffelen en harken). Daarna moet er zo weinig mogelijk gespit worden en zeker niet omgooien, omdat je dan de vruchtbare laag en het bodemleven naar boven brengt. Het gevolg hiervan is dat de grond uitdroogt en je steeds weer moet blijven bemesten. Ook vorst heeft een goede uitwerking op de structuur. Bewerk de grond dus vlak voor de vorstperiode.
Organismen zoals wormen veroorzaken holten in de grond, wat de bodemstructuur tevens ten goede komt. Verder is wormenmest een uitstekende meststof. Als de bodem geen kruimel structuur of de poriën (ruimte tussen de korrels) te klein zijn , kan de grond door heftige neerslag dicht spoelen. Het water moet zich door de bodem naar beneden kunnen verspreiden. Een goede methode om de grond 'luchtig' te houden is prikken met een hooivork of bewerken met een grelinette (woelvork}. De meeste cultuurgewassen ontwikkelen zich beter op een wat droge, kruimel-achtige structuur dan op een natte grond.
Grondbewerking
bewerkenDe meeste tuinders keren de grondlagen om. Ploegen en spitten moet eigenlijk maar één keer plaats vinden, namelijk als we van een ruw stuk terrein (weiland) een moes- of siertuin willen maken. Daarna gebruiken we de spa hooguit voor het verplanten van gewassen.
Bij ploegen en spitten keer je de grondlagen om, je brengt omhoog wat laag was en andersom. Behalve dat de vruchtbare teeltlaag zo steeds verstoord wordt, verhuis je ook het (on)kruidzaad naar beneden en komt er telkens meer mee naar boven en dat zaad heeft zich lekker kiemgereed kunnen maken in de vruchtbare laag. Dat geeft dus veel werk. Laat dat liever over aan de wormen en mollen, die houden je grond luchtig genoeg als het goed is. Laat een stuk niet gebruikte grond ook eens een jaar tot rust komen (braak liggen). Zaai eventueel een groenbemester in. Ook kan je in het najaar flink wat compost door de grond harken en het hele jaar rustig alle (on)kruid wat opkomt verwijderen. Eventueel steek je met een spitvork of grelinette in de grond om zo wat luchtgaten te creëren.
Grond bewerken is werk wat werk maakt. Zoveel mogelijk vermijden dus. Doe de natuur na waar het kan en pas zoveel mogelijk grond bedekking toe. Geen al te zware want dat houdt in het voorjaar het opwarmen weer tegen en dan komt je tuin later op gang.
Toevoegingen voor een betere bodemstuctuur
bewerkenIn de bodem moet altijd humus aanwezig zijn, humus zorgt ervoor dat de plant belangrijke voedingstoffen krijgt. Humus kan toegevoegd worden door
het toevoegen van kalk (gemalen eierschalen) wat ervoor zorgt dat de zuurtegraad van de bodem naar beneden gaat. Sommige planten vragen voor een optimale groei een bepaalde zuurgraad. De zuurtegraad hangt af van de soort grond. De beste zuurtegraden zijn:
- Kleigrond pH 7
- Zandgrond pH 6
- Veengronden pH 6-6.5
Kleigronden kunnen het best bewerkt worden voor de winter, andere grondsoorten kunnen ook in het voorjaar bewerkt worden. Ook kan stalmest toegevoegd worden om de grond lichter of zwaarder te maken, waardoor het noodzakelijke humusgehalte wordt opgevoerd. In de volgende jaren spreid je regelmatig compost uit.
Compost
bewerkenEr zijn vele manieren om zelf compost te maken van je tuin- en keukenafval, maar de hier beschreven methode werkt het best.
De composthoop moet aan twee voorwaarden voldoen, warm (niet in de zon!) en vochtig (niet nat!). De beste plaats is onder bomen en niet te laag (in een kuil). Leg op de grond een laag takken (zo kan er lucht onderdoor stromen). Stro mag ook. Maak de hoop anderhalf tot twee meter breed en zo lang als je ruimte hebt. Op de basis strooi je het blad, stengels, rot fruit, rotte groenten, enz. Geen broodresten (geef die aan de vogels) want dat geeft een penicilline schimmel die het proces verstoort. Een laagje kalk (een paar handjes maerl of spaar eierschalen die je fijn stampt) er overheen en vervolgens wat aarde uit de tuin. Dan wat beendermeel en opnieuw beginnen tot de hoop hoog genoeg is. Als laatste met aarde bedekken. Vergeet niet 'schoorstenen' te plaatsen voor de beluchting. Om de 1,5 meter een paal in de hoop inbouwen die je weer verwijdert. Bij strenge vorst een prop papier in het gat. Als de schoorsteen 'inzakt' is de hoop klaar voor gebruik.
Bij lange droogte een paar emmers water erover gieten, niet te veel want dan gaat de boel rotten. Houdt de hoop zoveel mogelijk onkruid vrij want het zaad wordt weer mee door je tuin verspreid. Elk jaar moet de hoop gekeerd worden, de buitenzijde breng je dan aan de binnenkant en andersom. In de hoop ontstaan wormeneitjes, zwamsporen, bacteriën, voedingszouten en sporenelementen. Na een paar jaar heb je prachtige zwarte teeltaarde.
Een zwart(e) compostvat/bak werkt ook prima! En bovendien kun je de compost die je nodig hebt,onder uit het compostvat halen, deze is "rijp", de rest blijft in het vat om verder te rijpen. Nog een voordeel; geen last van vliegen en wespen in de buurt van het vat omdat er een deksel op zit.
Gesteentenmeel
bewerkenGroenbemesting
bewerkenZaai op een niet gebruikt stuk planten in die de grond verrijken zoals (gele of witte) lupine, gele mosterd, phacelia, serradella en boekweit. Je laat deze éénjarige planten afsterven.
Mulchen
bewerkenGereedschappen
bewerkenKwantiteit of kwaliteit. Kies voor het laatste, je hoeft echt niet alles te hebben wat een tuincentrum je voorspiegelt. Dit hoofdstuk probeert je te helpen een juiste keuze te maken voor tuingereedschap wat je vindt dat noodzakelijk is. Bespaar echter niet op kwaliteit. Een goede snoeischaar, is sterk, kan je zelf slijpen en gaat jaren mee. Een slechte is een bron van ergernis. Ga daarom naar een goede (vak)handel. Soms zijn er winkels van boerencoöperaties die over het algemeen degelijk gereedschap verkopen.
Vaak zijn stelen van tuingereedschap van essenhout gemaakt. Dat hout is sterk en vangt trillingen goed op. Het nadeel van een stalen steel (hoewel 'onbreekbaar') is dat trillingen niet opgevangen worden en in de winter vriezen je handen eraan vast. Glasvezel stelen zijn ook sterk, vangen geen trillingen op en geeft weer afval bij breken. Een houten steel kan je vaak wat inkorten en als die echt op is kan die op de composthoop.
Aandrukplank
bewerkenDeze gebruik je om het zaad aan te drukken. Je kan daarvoor met de platte kant van de spade op de grond slaan. Ook een roller of rollen met een fles is mogelijk. Het makkelijkst (vooral grotere oppervlakken) gaat het met een zware plank waar op recht of schuin een steel bevestigd is.
Zelf maken kan eenvoudig. Neem een dikke, stevige plank van ongeveer 30 cm in het vierkant, boor er een gat in ter dikte van een (oude bezem?) stok en bevestig die in het gat. Om het steviger te maken kan je ook eerst een blok(je) hout op de plank schroeven en het gat hier door en door in boren. De steel kan je dan extra zekeren met een schroef.
Na het zaaien van zaad wat oppervlakkig gezaaid moet worden (bijvoorbeeld gras) stamp je met de plank de boel glad.
Plantschepje
bewerkenEen plantschopje is van hard staal, de steel kan zowel van metaal of hout zijn. Deze wordt veel gebruikt op plaatsen waar geen spade mogelijk is, bijvoorbeeld in een ontwikkelde border.
Pootstok
bewerkenDeze is zo'n 35 centimeter lang en aan de ene kant aangepunt. Bovendien is hij voorzien van een T-vormig handvat aan de andere kant.
Tuinkoord
bewerkenGrelinette
bewerkenSpitvork
bewerkenDeze wordt gebruikt om wortelonkruiden te spitten. Dit werkt beter dan een steekschop, aangezien deze gemakkelijk dwars door de wortels steekt. Een spitvork kan je ook gebruiken om de grond los te maken en lucht te geven. Steek de vork in de grond en beweeg een beetje heen en weer.
Hak
bewerkenDe hak heeft een stalen blad dat via een gebogen hals aan een niet zo lange steel. Hiermee kan eenvoudig het onkruid uit de grond worden verwijderd en tegelijkertijd de grond worden losgemaakt. Daarbij worden grote kluiten in kleine kruimels gehakt. Deze werkt licht op zware gronden, omdat de hark al trekkend gebruikt wordt.
Schoffel
bewerkenDeze wordt naar voren over de grond geschoven, even onder het grondoppervlak. Schoffels zijn met een scherp stalen blad uitgerust en onkruiden worden vlak onder de grond afgesneden van de wortel. Ze zijn ideaal geschikt voor lichte gronden.
Hark
bewerkenDeze wordt voor veel dingen gebruikt, maar is het best geschikt om grond gelijk te harken. De hark is niet geschikt voor zandgrond, omdat deze de structuur vernielt.
Cultivator
bewerkenEen cultivator heeft één, drie of vijf kromme, klauwachtige tanden die men door de grond trekt. De cultivator kan een stuk grond van tot 35 centimeter bewerken. Dit gereedschap wordt vaak gebruikt voor de bewerking van de bovengrond. Hiermee kan men bijvoorbeeld compost toevoegen aan de grond, waardoor deze luchtig wordt. Voor grotere stukken tuin is dit gereedschap goed bruikbaar.
Snoeischaar
bewerkenDeze bestaat in vele modellen en formaten. Deze is ideaal voor het snoeien van dikke takken of struiken met stekels/doornen.
Mes
bewerkenMestvork
bewerkenDeze is te herkennen aan gebogen tanden die ver uit einkaar staan. Hiermee worden grove materialen opgeschept.
Kruiwagen
bewerkenZeis
bewerkenGrasmaaier
bewerkenDeze zijn er in soorten, waaronder kooimaaiers, cirkelmaaiers en balkenmaaiers. Deze dient uiteraard voor het onderhouden van het gazon. Ze kunnen zowel handaangedreven zijn als met een motor.
Spade
bewerkenZoals eerder vermeld gebruik je een spade in het begin om je tuin te ontginnen. Daarna laat je die zoveel mogelijk in de schuur. Hooguit komt een spa nog tevoorschijn bij het (over)planten van struiken en bomen, voor kleine planten heb je meer aan een plantschepje. Voor kleigrond kan je beter een smalle spa gebruiken, bij zandgrond of lichte klei heb je meer aan een brede.
Schep
bewerkenHiermee wordt materiaal opgeschepd, verplaatst en verspreid. Het blad lijkt op een schotel en staat gebogen, zodat er zonder al te veel bukken toch veel kan worden gewerkt.
Sproeier
bewerkenVerstuiver
bewerkenZagen
bewerkenEr zijn verschillende soorten zagen voor tuin gebruik.
Takkenzaag
bewerkenEen licht gekromde handzaag voor het snoeien van wat dikkere takken die met de schaar niet te behandelen zijn. Het blad van de takkenzaag heeft grove tanden om door het levende hout te kunnen zagen. Er bestaat ook een uitvoering met een lange steel, de stokzaag, een lichtgewicht takkenzaag die op een lange, vaak uitschuifbare, stok gemonteerd is om takken die hoger in de boom zitten te kunnen bereiken. De zaag is aan het uiteinde vaak voorzien van een grote uitstekende punt, zodat de zaag aan de tak blijft hangen.
Boomzaag
bewerkenBoomzagen zijn bedoeld om heel dikke takken af te zagen of bomen om te zagen. Ze zijn in verschillende afmetingen te koop, kleine voor gebruik door één persoon of grotere die je aan beide zijden kan vasthouden, dus met z'n tweeën kan gebruiken. Ze bestaan uit een beugel waarin een zaagblad is gespannen.
Kettingzaag
bewerkenDeze is voor in de tuin niet nodig, tenzij je een houtkachel hebt.
Meer plantkunde: |
---|
Anatomie |
Zaad |
Cellen |
Parenchym |
Collenchym |
Sklerenchym |
Meristeem |
Wortel |
Stengel |
Tak |
Blad |
Bladvorm |
Bloeiwijze |
Bloem |
Vruchtbeginsel |
Vrucht |
De plantkunde of botanie is een tak van de natuurwetenschap en wordt ook wel fytologie genoemd. De plantkunde bestudeert onder andere de morfologie, histologie, anatomie, cytologie, de fysiologie en de systematiek van organismes die kunnen worden aangeduid als "planten".
De morfologie beschrijft de uitwendige kenmerken van de plant, zoals de bloeiwijze.
De plantenanatomie en histologie bestuderen de inwendige bouw van de verschillende plantenweefsels, zoals de bouw van het blad, de stengel, de wortel, de bloem, het vruchtbeginsel en de vrucht en het zaad. In de plantenanatomie bestudeert men de bouw en de structuur van de plant en zijn organen.
- Onder de plantenfysiologie wordt verstaan de studie van de levensverrichtingen: assimilatie, ademhaling, voeding zoals parasitisme (maretak), symbiose en saprofitisme, kringloop van stoffen, de werking in een cel van planten.
- De plantenoecologie bestudeert de wisselwerking tussen planten onderling en met hun milieu. Vegetatiekunde kan als een onderdeel beschouwd worden.
- De floristiek is het onderzoek naar de verspreiding wilde flora in een gebied.
- Merk op dat deze term "planten" niet noodzakelijk overeenkomt met wat wetenschappelijk Plantae heet:
- Algen of wieren.
Deze groep onderscheidt zich doordat aan het organisme geen verschillende organen zijn te onderscheiden: het bestaat uit een veelcellig bladachtig geheel, dat vele vertakkingen kan hebben. Ook zijn er eencellige algen. De studie die zich bezig houdt met algen heet fycologie of algologie. Eén van de bestudeerde groepen zijn Chlorophyta of groenwieren. Ook worden daarbij groepen bestudeerd die niet (meer) tot de planten worden gerekend, zoals blauwalgen of Cyanobacteria, kiezelwieren of diatomeeën of Bacillariophyta, bruinwieren of Phaeophyta en roodwieren of Rhodophyta. - Sporenplanten.
Deze planten zich voort en verspreiden zich door sporen. Hiertoe behoren de mossen en de varens. De takken van wetenschap die zich met deze groepen bezig houdt heten bryologie, resp. pteridologie. - Zaadplanten.
Deze groep is gekenmerkt doordat de voortplanting en de verspreiding plaats vindt door middel van zaden. Een andere naam is bloemplanten.
- Algen of wieren.
- Bekende groepen die niet tot de Plantae horen, maar traditioneel wel als planten werden beschouwd, zijn paddenstoelen en korstmossen. Met deze groepen houden zich bezig resp. mycologie en lichenologie.
Geschiedenis
bewerkenIn de vroege middeleeuwen was er al sprake van kloostertuinen. Monniken en abten gingen zich dan ook toeleggen op de studie van planten. In 795 liet Karel de Grote de Capitulare de villis vel curtis imperii uitvaardigen die een beeld gaf van de toenmalige plantenkennis. Wanneer vanaf het einde van de 15e eeuw de wereldreizigers grote delen van de wereld verkenden en de Europese staten volop in expansie waren, was er in Europa een groeiende import van exotische planten. De Vlamingen gaven in de studie van de plantkunde op dat moment de toon aan. Keizer Karel bracht in 1535 de fluweelbloem (Tagetes patula) mee uit Tunis en in 1537 tulpenbollen uit Cappadocië. In 1597 bereikte ons de mosroos (Rosa muscoso) en komkommerzaad was er vanaf 1598.
Na de val van Antwerpen in 1585 vluchtte een deel van de intellectuele elite uit de Zuidelijke Nederlanden en kwam er een einde aan de vooraanstaande positie van de Vlamingen. De kennis verschoof naar het Noorden waar het bloeiende handelsimperium van de Verenigde Provinciën ook een vruchtbare bodem de ontdekking nieuwe planten uit de kolonies. In het noorden werden tuinen een zaak van handelaars, terwijl in het zuiden de adel en heersers de botanische interesses overnamen.
Een plantenziekte kan veroorzaakt worden door verschillende organismen. De aantastingen door schimmels, bacteriën, virussen en nematoden worden meestal ziekten genoemd. De aantasting door insecten, mijten en andere dieren zoals vraat door wild en vogels, noemt men plagen.
De studie van de plantenziekten heet ook wel w:fytopathologie. Plantenziektenkundigen bestuderen hoe een infectie tot stand komt, wat de opbrengstderving is, en hoe je gewassen minder vatbaar kunt maken. Plantenziekten worden biologisch bestreden met natuurlijke vijanden.
Schimmels
bewerkenIn Nederland zijn de schimmels de belangrijkste veroorzaker van plantenziekten. Voorbeelden van door schimmels veroorzaakte ziekten zijn
- Roest, kleine oranje, gele of bruine vlekjes op bladeren
- Schurft, ruwe plekjes op blad en vrucht (vooral bij appel)
- Verwelkingsziekten, schimmels zitten in de houtvaten van planten en verstoppen het watertransport. Voorbeeld is de iepziekte
- Kanker, de schimmel zorgt dat de bast van een plant aangetast wordt. De plant reageert met woekeringen.
- Bladvlekkenziekten, op de bladeren zie je kleine zwarte of bruine vlekken
- Meeldauw, een wit schimmelovertrek op de bladeren
- Bodemziekten, wortels worden aangetast zodat vooral kiemplanten sterven
- ook heksenbezems in berken worden door een schimmel veroorzaakt
Biologische bestrijdingsmethoden zijn er nauwelijks. In de biologische landbouw probeert men de weerbaarheid van planten te verhogen, of gebruikt men resistente rassen.
Bacteriën
bewerkenZiekten veroorzaakt door bacteriën zijn schadelijk. Bacterieziekten zijn vrij besmettelijk, een plant kan zich niet herstellen. Voorbeelden zijn bacterievuur, wortelknobbels. Deze planten moet je verbranden.
Virussen
bewerkenDe ziekten door virussen veroorzaakt lijken vaak op erfelijke afwijkingen. Bladeren worden gevlekt, soms krullen bladeren of ontstaat er een groeistoornis. Bladluizen zijn beruchte virusoverdragers. Tegen virussen is geen bestrijding. Daarom is het belangrijk dat uitgangsmateriaal als pootaardappelen of stekmateriaal virusvrij is.
Viroïden
bewerkenViroïden kunnen ook planten aantasten. Deze hebben geen eiwitmantel en bestaan alleen uit RNA of enkelstrengs DNA. Ook hier zijn geen bestrijdingsmiddelen beschikbaar. Een Viroïde is een molecuul dat uit een relatief kort enkelstrengs RNA of enkelstrengs DNA bestaat. Van deze laatste zijn er maar enkele bekend; de meeste viroïden bestaan uit RNA. Het kan vergeleken worden met een virus, maar een viroïde is veel kleiner en heeft geen eiwitmantel. Viroïden kunnen zich alleen in planten vermenigvuldigen. Er zijn ruim dertig soorten bekend. Viroïden zijn ontdekt in 1967 door de Amerikaan Theodor Diener en zijn sterk fytopathogeen, het RNA bevat geen signalen voor vertaling in eiwit. Het eerste viroïde dat werd ontdekt is Aardappelspindelknolviroïde (PSTVd). Viroïden zijn ziekteverwekkers bij planten, zoals aardappel, tomaat, komkommer en hop.
Aaltjes
bewerkenDe ziekten die door nematoden (aaltjes of rondwormen) worden veroorzaakt lijken soms op virusziekten. Veel aaltjes leven in de grond en tasten de wortels aan, maar er zijn ook stengelaaltjes. Omdat aaltjes zich moeilijk verplaatsen, treden die ziekten vaak plaatselijk op. In een gewas ontstaan dan 'valplekken'. Door jarenlang een zelfde gewas te telen, bouwt een aaltjespopulatie zich op. Door vruchtwisseling kun je aaltjesziekten voorkomen. Bekende aaltjesziekten zijn aardappelmoeheid, bietenmoeheid of rozenmoeheid.
Insecten
bewerkenPlagen die door insecten worden veroorzaakt zijn in het grootste deel van de wereld de belangrijkste oorzaak van opbrengstverliezen. In het gematigde Nederland klimaat zijn vooral luizen (als overdrager van virussen), trips, sommige rupsen en keverlarven schadelijk. Verschillende bladmineerders tasten de bladeren van veel plantensoorten aan.
Mijten
bewerkenOok mijten, die tot de spinachtigen behoren, kunnen planten aantasten. Een voorbeeld is Brevipalpus phoenicis die passiebloemen en andere vruchtgewassen aantast.
Meer problemen
bewerkenMeer over specifieke toestanden met ziektes en andere ongemakken lees je in de hoofdstukken Problemen en Dieren.
-
Sterroet
-
Krulziekte
Problemen veroorzaakt door dieren vind je in het hoofdstuk 'Dieren'.
Aardappelziekte
bewerken
Schade | Bruine, gescheurde vlekken op de knol en blad. |
---|---|
Gevoelige planten | Aardappel en tomaat. |
Preventieve maatregel | Neem gezonde poters en planten en vermijd bodemmoeheid door wisselteelt toe te passen. Teveel kalk bevordert de schimmelgroei. Plant hennep en mierikswortel. |
Meer info: | Wikipedia: Aardappelziekte |
Bessenroest
bewerkenSchade | Bessenroest is een schimmelziekte die zorgt voor oranje pukkels. Aan de onderzijde van het blad komen ook gelevlekken en puisten. Het blad valt af. |
---|---|
Gevoelige planten | Kruisbes en zwarte bes. |
Preventieve maatregel | Deze bessenstruiken niet planten bij dennenbomen. Als buurplant alsem planten. |
Bestrijding | Spuit alsemaftreksel in het voorjaar en herhaaldelijk heermoesthee. |
Meer info: | Wikipedia: Bessenroest |
Bladvalziekte
bewerkenSchade | Vooral na een lange regenperiode vanaf juni toont deze ziekte zich in kleine bruine vlekjes op het blad. De bladeren vergelen en vallen af. De schimmel overwintert op het afgevallen blad met gevormde sporen. In het voorjaar ontwikkelt zich dat dan weer tot een schimmel. |
---|---|
Gevoelige planten | Vooral bessenstruiken. |
Preventieve maatregel | Kies resistente rassen. Spuit met een heermoesaftreksel. |
Bestrijding | Verzamel het afgevallen blad en vernietig dit. |
Meer info: | Wikipedia: Bladvalziekte |
Bladvlekkenziekte
bewerkenSchade | Bladvlekkenziekte is een schimmelziekte die op het blad lichte tot bruine vlekken laat zien. De ziekte wordt ook wel roest genoemd. De vlekken drogen in en het blad sterft af. Bij perenroest zijn er oranjegele vlekken met in de herfst bobbeltjes. |
---|---|
Gevoelige planten | Aalbes, boon, chrysanten, erwt, granen, peer, prei, pruim, selderie, en tomaat. |
Preventieve maatregel | Mulchen en resistente rassen kiezen. Pas combinatieteelt toe en spuit met een extract van valeriaanbloemen of uienschillenthee. |
Bestrijding | Spuit drie dagen achtereen met heermoesthee bij vochtig weer. Zieke planten en blad verbranden. |
Meer info: | Wikipedia: Bladvlekkenziekte |
Botrytis
bewerken
Schade | De schimmelsporen dringen onder vochtige, warme omstandigheden binnen via wondjes, bloemblaadjes van uitgebloeide bloemen, kroonbladeren, bladpunten en stengeltjes van kiemplantjes. Het aangetaste weefsel wordt zacht en gaat rotten. Hierop worden sporendragers gevormd, die weer nieuwe sporen vormen. Deze sporen kunnen voor nieuwe aantastingen zorgen. Soms wordt de aantasting pas veel later zichtbaar. Zo vindt de aantasting bij aardbei plaats tijdens de bloei, maar komt pas tot uiting op de vrucht. Op de aangetaste delen ontwikkelen zich eerst bruine vlekken waarop later een grijs schimmelpluis gevormd wordt. |
---|---|
Gevoelige planten | Komt op zeer veel planten voor, vooral aardbeien, aubergine, bonen, paprika, sla, tomaten, uien en witlof. |
Meer info: | Wikipedia: Grauwe schimmel |
Doorschieten
bewerken
Gevoelige planten | Bladgroenten zoals kolen, sla en ui kunnen een stengel met een bloem vormen. Als je dat bewust laat gebeuren voor de zaadwinning is dat natuurlijk goed, maar als het te vroeg ontstaat is het gewas onbruikbaar geworden zowel voor consumptie als voor zaadwinning. Voor dit laatste heb je juist planten nodig die zo laat mogelijk doorschieten anders blijf je met het probleem zitten. Van de bloeiwijze genieten kan natuurlijk wel. |
---|
Kanker
bewerkenKnolvoet
bewerken
Gevoelige planten | Kolen |
---|---|
Bestrijding | De aangetaste plant verwijderen en verbranden. |
Meer info: | Wikipedia: Knolvoet |