Gemengde conjugatie; conjunctivus, praesens en perfectum; adhortativus en prohibitivus; solus;
1. |
Julius Caesar Vercingetorigem cepit et in carcere inclusit. |
Julius Caesar nam Vercingetorix gevangen en sloot hem op in de kerker.
|
2. |
Venatores tria animalia capiunt. |
De jagers vangen drie dieren.
|
3. |
In theatrum veniamus. |
Laten we naar het theater gaan.
|
4. |
Oremus. |
Laat ons bidden.
|
5. |
Animalia ne expellamus. |
Laten we de dieren niet verjagen.
|
6. |
Timidus ne sis. |
Wees niet bang.
|
7. |
Captus in carcere solus erat. |
De gevangene was alleen in de kerker.
|
8. |
Tugurium agricolae soli est. |
De hut behoort de eenzame boer toe.
|
Julius Caesar Vercingetorigem cepit et in carcere inclusit. |
= Julius Caesar nam Vercingetorix gevangen en sloot hem op in de kerker.
|
Venatores tria animalia capiunt. |
= De jagers vangen drie dieren.
|
Tot nog toe hebben we vier conjugaties ontmoet: A-, E-, Consonant- en I-conjugatie. Daarnaast wordt nog de gemengde conjugatie onderscheiden, die we al in een paar lessen ontmoet hebben en die in de woordenlijsten steeds met (G) gekenmerkt werd:
iacere, ieci, iactum (G) |
werpen, gooien
|
Een aantal belangrijke woorden horen tot deze groep:
facere, feci, factum (G) |
maken, doen
|
capere, cepi, captum (G) |
grijpen, vangen
|
De Gemengde conjugatie (soms ook capio-groep genoemd, naar zijn belangrijkste vertegenwoordiger capere) wordt grotendeels vervoegd volgens de Consonant declinatie, maar wijkt op bepaalde punten regelmatig daarvan af en lijkt dan op de I-conjugatie. Kenmerkend is een -i- die achter de praesensstam geplaatst wordt, maar die soms samenvalt met de uitgang en soms blijft staan. Hier zijn de vormen van het praesens, imperfectum, perfectum en plusquamperfectum actief van capere, cepi, captum:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 s.
|
2 s.
|
3 s.
|
1 p.
|
2 p.
|
3 p.
|
|
capio
|
capis
|
capit
|
capimus
|
capitis
|
capiunt
|
|
capiebam
|
capiebas
|
capiebat
|
capiebamus
|
capiebatis
|
capiebant
|
|
cepi
|
cepisti
|
cepit
|
cepimus
|
cepistis
|
ceperunt
|
|
ceperam
|
ceperas
|
ceperat
|
ceperamus
|
ceperatis
|
ceperant
|
|
Merk op:
- Achter de stam wordt -i- geplaatst, waarna de gewone uitgangen komen.
- Als de uitgang met een r begint, verandert de toegevoegde -i- in een -e-.
- In de 3e p. mv. van het praesens wordt net als bij de I-conjugatie nog een extra -u- tussen stam en uitgang gevoegd.
Tot nog toe hebben we alleen werkwoordsvormen gezien die ons zekere feiten vertelden, werkwoordsvormen die met zekerheid stelden hoe iets was, wat er gebeurde en waarom. Het kan ook anders. Bekijk de volgende twee zinnen eens:
1. |
Hij gaat naar huis.
|
2. |
Hij zou naar huis gaan.
|
De eerste zin is heel stellig. De tweede zin is echter veel minder zeker. Is hij wel naar huis gegaan? Of was het veeleer de bedoeling dat hij naar huis zou gaan?
In het Nederlands gebruiken we hier enigzins omslachtige combinaties van werkwoorden met zou om die onzekerheid er in door te laten klinken, of we voegen bijwoorden als misschien toe. Het Latijn hanteert hiervoor echter speciale vervoegingen van de werkwoorden (net als het Duits, of de Romaanse talen, zoals Spaans en Frans). Deze nieuwe set van vervoegingen wordt de modus coniunctivus (de aanvoegende wijs) genoemd. De vormen die we tot nog toe tegengekomen zijn behoren tot de modus indicativus (de aantonende wijs) en tot de modus infinitivus (de onbepaalde wijs).
Naast het aangeven van onzekerheid, wordt de conjunctivus ook gebruikt om wens, twijfel of mogelijkheid uit te drukken, die evenmin geen vaststaande feiten beschrijven. Al deze bijzondere smaken hebben een eigen term en we zullen ze in deze en volgende lessen leren.
Eerst maar eens de vormen:
De conjunctivus kent een geheel eigen set van vormen voor praesens, imperfectum, perfectum en plusquamperfectum, zowel actief als passief. Hier zijn de vormen van de conjunctivus praesens actief voor alle conjugaties:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 s.
|
2 s.
|
3 s.
|
1 p.
|
2 p.
|
3 p.
|
|
amem
|
ames
|
amet
|
amemus
|
ametis
|
ament
|
|
moneam
|
moneas
|
moneat
|
moneamus
|
moneatis
|
moneant
|
|
vincam
|
vincas
|
vincat
|
vincamus
|
vincatis
|
vincant
|
|
audiam
|
audias
|
audiat
|
audiamus
|
audiatis
|
audiant
|
|
capiam
|
capias
|
capiat
|
capiamus
|
capiatis
|
capiant
|
|
- De vormen komen tot stand door achter de praesenstam eerst een -a- te plaatsen gevolgd door een uitgang.
- De uitgangen zijn de zelfde als voor de indicativus: -m, -s, -t, -mus, -tis, -nt.
- De stamklinker a van de A-conjugatie smelt samen met de tussengevoegde -a- tot een e.
- De extra -i- van de Gemengde-conjugatie blijft in alle vormen zichtbaar.
De onregelmatige werkwoorden esse en ire gedragen zich een beetje afwijkend. esse gebruikt geen tussengevoegde -a- en maakt gebruik van weer een andere stam: si-. Daarentegen gebruikt ire wel de ingevoegde -a-, maar gebruikt ook een andere stam: e-. ferre gedraagt zich geheel regelmatig:
|
|
|
|
|
|
|
|
1 s.
|
2 s.
|
3 s.
|
1 p.
|
2 p.
|
3 p.
|
|
sim
|
sis
|
sit
|
simus
|
sitis
|
sint
|
|
eam
|
eas
|
eat
|
eamus
|
eatis
|
eant
|
|
feram
|
feras
|
ferat
|
feramus
|
feratis
|
ferant
|
|
Ook de samenstellingen van deze werkwoorden (de zogenaamde composita) zoals in-ire en ex-ire gaan volgens deze vervoegingen, dus ineam, ineas etc.
En hier zijn de vormen van de conjunctivus perfectum actief voor alle conjugaties:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 s.
|
2 s.
|
3 s.
|
1 p.
|
2 p.
|
3 p.
|
|
amaverim
|
amaveris
|
amaverit
|
amaverimus
|
amaveritis
|
amaverint
|
|
monuerim
|
monueris
|
monuerit
|
monuerimus
|
monueritis
|
monuerint
|
|
vicerim
|
viceris
|
vicerit
|
vicerimus
|
viceritis
|
vicerint
|
|
audiverim
|
audiveris
|
audiverit
|
audiverimus
|
audiveritis
|
audiverint
|
|
ceperim
|
ceperis
|
ceperit
|
ceperimus
|
ceperitis
|
ceperint
|
|
- De vormen worden afgeleid van de perfectumstam.
- Achter de perfectumstam wordt het tussenvoegsel -eri- geplaatst gevolgd door dezelfde uitgangen als voor het praesens: -m, -s, -t, -mus, -tis, -nt.
Ook esse, ire en ferre gedragen zich regelmatig:
|
|
|
|
|
|
|
|
1 s.
|
2 s.
|
3 s.
|
1 p.
|
2 p.
|
3 p.
|
|
fuerim
|
fueris
|
fuerit
|
fuerimus
|
fueritis
|
fuerint
|
|
ierim
|
ieris
|
ierit
|
ierimus
|
ieritis
|
ierint
|
|
tulerim
|
tuleris
|
tulerit
|
tulerimus
|
tuleritis
|
tulerint
|
|
Ook hier geldt dat de composita dezelfde vervoeging volgen.
Conjunctivus adhortativus en prohibitivus
bewerken
Zoals gezegd is de coniunctivus de wijze van twijfel en onzekerheid. In diezelfde categorie horen ook wens en aansporing thuis. Voor elk van deze mogelijkheden voor de coniunctivus zijn er aparte termen en zijn er eigenaardigheden in het gebruik. Laten we beginnen met de coniunctivus adhortativus de conjunctivus van aansporing:
In theatrum veniamus. |
= Laten we naar het theater gaan.
|
Oremus. |
= Laat ons bidden.
|
De typische vertaling van een conjunctivus adhortativus is met laten we, laat ons, laat hem.
Als de conjunctivus adhortativus gebruikt wordt met een ontkenning (d.w.z. met ne) en dus aanspoort om iets niet te doen, spreken we van een conjunctivus prohibitivus:
Animalia ne expellamus. |
= Laten we de dieren niet verjagen.
|
Timidus ne sis. |
= Wees niet bang.
|
Typisch voor de conjunctivus prohibitivus is dat praesens en perfectum door elkaar gebruikt kunnen worden; in beide gevallen wordt het met een praesens vertaald. Bovenstaande voorbeelden hadden daarom ook als volgt kunnen luiden:
Animalia ne expulerimus. |
= Laten we de dieren niet verjagen.
|
Timidus ne fueris. |
= Wees niet bang.
|
De adhortativus wordt zelden gebruikt voor de tweede persoon; daar wordt de imperativus (zie les 13) gewoonlijk voor gebruikt. Daarentegen wordt de prohibitivus regelmatig gebruikt voor de tweede persoon.
Net als alius en alter behoort solus (alleen, enkel, als enige) tot een kleine groep van bijvoegelijke naamwoorden waarvan de verbuiging grotendeels volgens de A- en O-declinatie gaat. Alleen de genitivus en dativus enkelvoud wijken af (-ius en -i respectievelijk). De verbuiging van solus, -a, -um:
|
solus, -a, -um alleen, enkel, als enige
|
|
|
|
|
|
|
solus
|
solius
|
soli
|
solum
|
solo
|
|
soli
|
solorum
|
solis
|
solos
|
solis
|
|
sola
|
solius
|
soli
|
solam
|
sola
|
|
solae
|
solarum
|
solis
|
solas
|
solis
|
|
solum
|
solius
|
soli
|
solum
|
solo
|
|
sola
|
solorum
|
solis
|
sola
|
solis
|
|
Voorbeelden:
Captus in carcere solus erat. |
= De gevangene was alleen in de kerker.
|
Tugurium agricolae soli est. |
= De hut behoort de eenzame boer toe.
|
- Indicativus
- De aantonende wijs, de modus van zekerheid.
- Conjunctivus
- De aanvoegende wijs, de modus van twijfel, wens en onzekerheid.
- Infinitivus
- De onbepaalde wijs.
- Conjunctivus adhortativus
- Conjunctivus van de aansporing.
- Conjunctivus prohibitivus
- Conjunctivus van de aansporing om iets niet doen.
- Composita
- Samengestelde werkwoorden, meestal een voorzetsel en een ander werkwoord. Bijvoorbeeld: per en venire vormen samen het compositum pervenire.
capere, cepi, captum (G) |
grijpen, vangen
|
captus, -i (m) |
gevangene
|
carcer, carceris (m) |
kerker, gevangenis
|
cena, -ae (f) |
maaltijd
|
conducere, conduxi, conductum (C) |
huren
|
dehinc |
vanaf toen
|
devertere, deverti, devertum (C) |
zijn intrek nemen; in A[acc] devertere = in A zijn intrek nemen.
|
esca, -ae (f) |
eten, spijs
|
expellere, expuli, expulsum (C) |
verjagen, verdrijven
|
facere, feci, factum (G) |
maken, doen
|
incipere, incepi, inceptum (G) |
beginnen
|
includere, inclusi, inclusum (C) |
opsluiten; A[acc] in carcere includere = A in de kerker opsluiten.
|
L |
gebruikelijke afkorting voor de naam Lucius.
|
M |
gebruikelijke afkorting voor de naam Marcus.
|
ministrare, ministravi, ministratum (A) |
opdienen
|
monumentum, -i (n) |
gedenkteken, gedenksteen, grafsteen
|
ne |
niet
|
praeterire, praeterii, praeteritum (I) |
voorbijgaan (compositum van praeter en ire)
|
primo |
eerst
|
serius |
later
|
solus, -a, -um |
alleen, enkel, als enige
|
soror, sororis (f) |
zus
|
specus, -us (m) |
grot
|
timidus, -a, -um |
bang
|
tugurium, -i (n) |
hut
|
venator, venatoris (m) |
jager
|
- Geef de indicativus praesens, imperfectum, perfectum en plusquamperfectum van de volgende werkwoorden:
- stringere
- facere
- esse
- reperire
- ire
- ambulare
- Geef de conjunctivus praesens en perfectum van de volgende werkwoorden:
- iacere
- ire
- custodire
- ferre
- laborare
- emere
- esse
- Vertaal de volgende zinnen, let daarbij op of een conjunctivus of een indicativus gebruikt wordt:
- Ludi incipiunt.
- Ludi incipiant.
- Vinum emimus et bibimus.
- Vinum emamus et bibamus.
- Fabulam narramus.
- Fabulam narremus.
- Servi ineant et cenam ministrent.
- Servi ineunt et cenam ministrant.
- Timidi ne simus et specum ineamus.
- Timidi non sumus et specum inimus.
- Timido ne fuerimus et specum ineamus.
- Het volgende verhaal is verzonnen, maar broer en zus Artimidorus en Artimidora hebben echt bestaan: de grafsteen is te bekijken in het Museo Nazionale in Rome. Marcus Vinicius en Lucius Cassius Longinus waren consuls in 30 na Christus. Vertaal:
- Ubi M. Vinicius et L. Cassius Longinus consules erant, Artimidorus cum sorore Artimidora in Romam pervenerunt. Primo in cauponam devertebant, serius in insula habitabant. Tabernam conducebant et escam eis, qui praeterierunt, vendebant. Ubi Artimidora mortua est, Artimidorus qui dehinc solus erat monumentum sorori fecit.