De dativus is in eerste instantie de naamval voor het meewerkend voorwerp:
Cleopatra Caesari donum dat. |
= Cleopatra geeft een geschenk aan Caesar.
|
Rosam puellae do. |
= Ik geef een roos aan het meisje.
|
In iets bredere zin is het de naamval voor partijen die indirect betrokken zijn bij de handeling van de zin (dus ook meewerkend voorwerp):
Gladiatores angorem infantibus inicunt. |
= De gladiatoren jagen de kinderen angst aan.
|
Amico obviam sum. |
= Ik ontmoet een vriend.
|
Uit het tweede voorbeeld blijkt wel hoe ruim het begrip "indirect betrokken" kan zijn. In het Nederlands is een vriend het lijdend voorwerp, een accusativus dus. De Latijnse zinswending schrijft een dativus voor. Als je het letterlijk vertaalt zit er wel een logica in: amico obviam esse = aan de vriend (amico) tegemoetkomend (obviam) zijn (esse). Het moge duidelijk zijn, een goed woordenboek is onontbeerlijk.
Hier zijn de vormen van de dativus van de A- en O-declinatie, samen met de vormen van de reeds bekende naamvallen:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
rosa
| rosae
| rosae
| rosam
| rosa
|
|
rosae
| rosarum
| rosis
| rosas
| rosis
|
|
servus
| servi
| servo
| servum
| servo
|
|
servi
| servorum
| servis
| servos
| servis
|
|
templum
| templi
| templo
| templum
| templo
|
|
templa
| templorum
| templis
| templa
| templis
|
|
En de vormen van de dativus van de consonant-declinatie, samen met de vormen van de reeds bekende naamvallen:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
rex
| regis
| regi
| regem
| rege
|
|
reges
| regum
| regibus
| reges
| regibus
|
|
tempus
| temporis
| tempori
| tempus
| tempore
|
|
tempora
| temporum
| temporibus
| tempora
| temporibus
|
|
De bijvoeglijke naamwoorden (adiectiva; uitgesproken als adjectiva) worden verdeeld in twee groepen:
- groep 1: adiectiva die vervoegd worden als woorden uit de A- en O-decinatie
- groep 2: adiectiva die vervoegd worden als woorden uit de consonant-declinatie
In deze les beschouwen we alleen groep 1.
Kijk eerst eens naar de vormen van de adiectiva van groep 1:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
bonus
| boni
| bono
| bonum
| bono
|
|
boni
| bonorum
| bonis
| bonos
| bonis
|
|
bona
| bonae
| bonae
| bonam
| bona
|
|
bonae
| bonarum
| bonis
| bonas
| bonis
|
|
bonum
| boni
| bono
| bonum
| bono
|
|
bona
| bonorum
| bonis
| bona
| bonis
|
|
De vervoeging is vrij eenvoudig: voor de mannelijke vormen is de vervoeging gelijk aan die van servus, voor de vrouwelijke gelijk aan die van rosa en voor de onzijdige zijn de vormen gelijk aan die van templum. Er hoeven dus geen nieuwe vormen uit het hoofd geleerd te worden.
Maar leer nu de volgende regel heel goed uit het hoofd:
- Een bijvoeglijk naamwoord richt zich in naamval, geslacht en getal naar het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Dit verschijnsel wordt congruentie genoemd en wat dit betekent maken we duidelijk aan de hand van een paar voorbeelden:
Dominus magnus filiae parvae dona pretiosa dat. |
= De grote meester geeft zijn kleine dochter kostbare geschenken.
|
In deze zin staat dominus, een mannelijk woord, in de nominativus enkelvoud. Het bijvoeglijk naamwoord magnus (stam magn-) hoort bij dominus en volgens de regel moet het zich dan richten naar naamval, getal en geslacht van dominus, d.w.z. magn- moet de uitgang van de nominativus enkelvoud van het mannelijk krijgen. Kijken we in het schema hierboven dan zien we dat dat -us is: magn + us → magnus.
Hetzelfde geldt voor filiae parvae. Het vrouwelijke filiae is (in dit geval) een dativus enkelvoud en dus moet ook het bijbehorende parvus (stam parv-) de uitgang van de dativus enkelvoud van het vrouwelijk krijgen. Kijken we weer in het schema hierboven dan zien we dat de uitgang -ae is. Dus parv + ae → parvae.
En als laatste nog dona pretiosa. Het onzijdige dona is (in dit geval) een accusativus meervoud en dus moet ook het bijbehorende pretiosus (stam pretios-) de uitgang van de accusativus meervoud van het onzijdig krijgen. Het schema geeft ons hiervoor weer de uitgang, namelijk -a: pretios + a → pretiosa.
Een tweede voorbeeld, dat we nog veel preciezer ontleden, namelijk op een manier zoals we iedere Latijnse zin moeten aanpakken: benoem de vormen van ieder woord en elimineer de onwaarschijnlijke benoemingen; uit de overgebleven vormen moeten dan functie en betekenis van ieder woord in de zin afgeleid worden om zodoende tot een vertaling te komen. Neem pen en papier om het voor jezelf schematisch op te schrijven:
Mens sana in corpore sano.
|
mens (geest) is een vrouwelijk woord uit de consonant-declinatie en staat hier in de nominativus enkelvoud. sana is afgeleid van sanus (gezond), een adjectief uit groep 1. sana kan dus nominativus of ablativus enkelvoud vrouwelijk zijn, of nominativus of accusativus meervoud onzijdig. Als we de zin even doorlopen zien we dat er geen nominativus of accusativus meervoud onzijdig in de zin staat en ook geen ablativus vrouwelijk enkelvoud, sana moet dus nominativus enkelvoud vrouwelijk zijn en bij mens horen. Vandaar het eerste stuk van de vertaling: een gezonde geest.
in is een voorzetsel dat een accusativus of ablativus regeert. Bekijken we het volgende woord, corpore dan zien we dat we met een ablativus van doen hebben, en wel een ablativus enkelvoud onzijdig van corpus. We hebben dus te maken met in + abl., een plaatsbepaling dus: in een lichaam.
Gaan we verder met het laatste woord: sano, wat een dativus of ablativus enkelvoud van het mannelijk of onzijdig kan zijn. Het enige woord waar het daarom nog bij kan horen is corpore, er zijn namelijk geen mannelijke woorden of een onzijdige dativus enkelvoud. Dus in corpore sano moet vertaald worden met in een gezond lichaam.
Dus:
Mens sana in corpore sano. |
= Een gezonde geest in een gezond lichaam.
|
Pas op voor de volgende veelgemaakte fout:
Summos montum magnum video.
|
Wat de schrijver bedoelde te zeggen is: ik zie de toppen van grote bergen. Dus magnus moet zich richten in naamval, geslacht en getal naar montum. Welnu, montum is een verbuiging van mons, een mannelijk woord uit de consonant-declinatie en het is een genitivus meervoud. Dus ook magnus moet verbogen worden naar een mannelijke genitivus meervoud. En dat is magnorum en niet magnum!
Dus de correcte vorm van de Latijnse zin is:
Summos montum magnorum video.
|
Onthoud daarom goed: een bijvoeglijk naamwoord richt zich in naamval, geslacht en getal naar het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. En niet naar de vorm van de uitgang!