Latijn Les 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 Het schrift · Uitspraak · Naamwoorden · Werkwoorden Woordenlijst

Consonant-conjugatie; ablativus; voorzetsels bewerken

Deze les introduceert de consonant-conjugatie en de ablativus en bespreekt het gebruik van naamvallen bij voorzetsels.

De zinnen:

1. Gladiatores cum gladiis pugnant. De gladiatoren vechten met zwaarden.
2. Feminae in foro ambulant. De vrouwen wandelen op het forum.
3. Feminae in forum ambulant. De vrouwen wandelen naar het forum.
4. Vinum in taberna cum amicis bibo. Ik drink wijn met vrienden in de herberg.
5. Quid bibis? Wat drink jij?
6. Caesar in Gallia bellum gerit. Caesar voert oorlog in Gallië.

De ablativus bewerken

Tot nu toe hebben we twee naamvallen geleerd: de nominativus en de accusativus. Nu gaan we een derde naamval leren: de ablativus. De ablativus wordt op verschillende manieren gebruikt en heeft daarom verschillende betekenissen. De oorspronkelijke ablativus gaf de herkomst of de oorsprong aan, maar in de loop der tijd is de ablativus versmolten met een paar andere naamvallen (met name de instrumentalis en de locativus). De ablativus is dan vaak ook het best te vertalen met een voorzetsel uit het rijtje met, door, in, op, uit, vanaf.

cum gladiis pugnant = met zwaarden vechten
ex templo venit = hij/zij komt uit de tempel
ab foro = vanaf het forum
Marcus in taberna pernoctat = Marcus overnacht in de herberg
in foro stare = op het forum staan

Een rijmpje in het Latijn om alle voorzetsels te onthouden die met de ablativus gaan:
Cum et sine, ab, ex, de,
coram, tenus, pro et prae

Hier zijn de vormen van de ablativus (abl) voor de A- en O-declinatie samen met de reeds bekende nominativus (nom) en accusativus (acc):

rosa
sing. plur.
nom. rosa rosae
acc. rosam rosas
abl. rosa rosis
servus
sing. plur.
servus servi
servum servos
servo servis
templum
sing. plur.
templum templa
templum templa
templo templis

De uitgang van de ablativus meervoud is zowel voor de A- als de O-declinatie -is; voor het enkelvoud is het een (lange) -a voor de A-declinatie en een -o voor de O-declinatie, zowel voor de mannelijke als voor de onzijdige woorden.

In veel grammatica's en woordenboeken worden de lange en korte klinkers van elkaar onderscheiden. Zo wordt de lange a in de uitgang van taberna vaak met een streepje (een macron) erboven geschreven: tabernā. Wij zullen dat niet doen. De Romeinen deden het ook niet en in veel tekstuitgaven staat er ook geen streepje boven. Of de a in de uitgang van taberna dus een ablativus of een nominativus aanduidt, zal dan ook uit de context opgemaakt moeten worden.

Voorzetsels bewerken

Het Latijn kent net als veel talen voorzetsels. En net als in bijvoorbeeld het Duits en Oudgrieks worden deze voorzetsels gecombineerd met een naamval. Men zegt dan dat ze een naamval regeren.

De meest gebruikte naamvallen bij een voorzetsel zijn in het Latijn de accusativus en, zoals we hierboven in de voorbeelden al zagen, de ablativus. De meeste voorzetsels leveren geen problemen. Bijvoorbeeld, voorzetsels met de accusativus (acc.):

ad + acc. = naar : Marcus ad tabernam ambulat. = Marcus loopt naar de herberg.

Of voorzetsels met de ablativus (abl.):

ex + abl. = uit : Tertia ex templo venit. = Tertia komt uit de tempel.

Een paar voorzetsels echter kunnen twee naamvallen regeren, waarbij de betekenis verschilt:

in + acc. = naar, in : In Romam eo. = Ik ga Rome binnen.
in + abl. = in : In Roma sum. = Ik ben in Rome.

Het verschil in betekenis is dat een accusativus vaak een richting van een beweging aanduidt, terwijl een ablativus een plaats aanduidt. Kijk hiervoor ook nog eens naar zinnen 2 en 3 aan het begin van de les:

2. Feminae in foro ambulant. De vrouwen wandelen op het forum.
3. Feminae in forum ambulant. De vrouwen wandelen naar het forum.

Deze zinnen verschillen slechts in de uitgang van forum, maar ze veroorzaken al het verschil in betekenis van de zinnen. in foro (in + abl.) geeft aan dat de vrouwen al op het forum zijn en daar wandelen, terwijl in forum (in + acc.) aangeeft dat de vrouwen nog onderweg naar het forum zijn. Let dus goed op de uitgangen!

Consonant-conjugatie bewerken

In de vorige twee lessen zijn we al een paar voorbeelden van werkwoorden uit de consonant-conjugatie tegengekomen: ducere (leiden), ferre (dragen, brengen), bibere (drinken). Werkwoorden uit deze conjugatie hebben een stam die eindigt op een medeklinker (consonant). Bij werkwoorden als ducere, bibere en vincere is daarnaast in de infinitief tussen de stam en de uitgang -re een sjwa (ə) ingevoegd als bindend element. Deze valt weg in de vervoeging. Een belangrijk verschil met werkwoorden uit de E-conjugatie (waarvan de laatste letters van de infinitief er vaak hetzelfde uitzien) is de plaats van de klemtoon. De vervoeging:

vincere overwinnen
1. s. vinco (ik) overwin
2. s. vincis (jij) overwint
3. s. vincit (hij/zij/het) overwint
1. p. vincimus (wij) overwinnen
2. p. vincitis (jullie) overwinnen
3. p. vincunt (zij) overwinnen

De vervoeging gaat net zo als bij de werkwoorden uit de A-conjugatie, alleen wordt er, behalve bij de eerste persoon enkelvoud, nog een klinker tussen de stam en de uitgang gezet om onuitspreekbare combinaties te voorkomen. Let op de 3e persoon meervoud: de ingevoegde klinker is daar een -u-, terwijl hij elders een -i- is.

Woordenlijst bewerken

ab (+abl.) vanaf
amicus (m) vriend
aratrum (n) ploeg
bellum (n) oorlog, strijd
bellum gerere (C) oorlog voeren
Caesar (m) Caesar, keizer
cum (+abl.) met
eo (ik) ga
ex (+abl.) uit
faber (m) smid, handwerker
forum (n) forum, marktplein
Gallia (f) Gallië
gladiator (m) gladiator
in (+acc.) naar
in (+abl.) in, op
interficere (C) doden
malleus (m) hamer
nunc nu
pernoctare (A) overnachten
plaudere (C) klappen, toejuichen
pugna (f) (twee)gevecht
quid wat? (vragend voornaamwoord)
quoque ook
Roma (f) Rome
spectare (A) kijken (naar), bekijken
stare (A) staan
telum (n) dolk, aanvalswapen
theatrum (n) theater, schouwburg; publiek
tundere (C) slaan, hameren
ubi waar?
venit (hij/zij/het) komt
vincere (C) overwinnen

Oefeningen bewerken

  • Vertaal in het Nederlands:
  1. Faber cum malleo tundit.
  2. Ubi Caesar bellum gerit?
  3. Gladiatores cum telis in amphitheatro pugnant.
  4. Nautae in taberna vinum bibunt.
  5. Agricola cum aratro arat.


  • In het amfitheater:
Quintus et Marcus in amphitheatro sunt. Caesar quoque in amphitheatro est et pugnas spectat. Nunc gladiator et retiarius amphitheatrum intrant. Gladiator retiarium cum gladio interficit et vincit. Theatrum plaudit. Quintus et Marcus quoque plaudunt.


  • Conjugeer de volgende werkwoorden en vertaal de vormen:
  1. plaudere
  2. interficere
  3. stare
  4. gerere
  5. spectare


  • Declineer de volgende woorden.
Voorbeeld: pugna
sing. plur.
nom. pugna pugnae
acc. pugnam pugnas
abl. pugna pugnis
  1. telum
  2. malleus
  3. amicus
  4. asina
  5. bellum
  6. nauta


  • Benoem de vorm (of vormen als er meer mogelijk zijn) van de volgende woorden.
Voorbeelden:
pugnis → ablativus meervoud van pugna
pugno → 1e persoon enkelvoud van pugnare
  1. stant
  2. bibis
  3. asinae
  4. templum
  5. bello
  6. tunditis
  7. amphitheatris
  8. gladium
  9. vincimus
  10. interficiunt


Latijn Les 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 Het schrift · Uitspraak · Naamwoorden · Werkwoorden Woordenlijst
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.