Latijn Les 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 Het schrift · Uitspraak · Naamwoorden · Werkwoorden Woordenlijst

Actief en passief; praesens en imperfectum passief; deponentia; consonant declinatie: I-stammen en gemengde declinatie

Voorbeelden bewerken

1. Paludes inter Palatiumque Aventium siccantur. De moerassen tussen de Palatijn en de Aventijn worden droog gelegd.
2. Servi a mangonibus venduntur. De slaven worden door slavenhandelaren verkocht.
3. Exercitus romanus a legato ducebatur. Een romeins leger werd door een legatus aangevoerd.
4. Gallia a Gallis incolebantur. Gallië werd door Galliërs bewoond.
5. Loquitur. Hij/Zij spreekt.
6. Dum sol oriebatur, ab urbe discessi. Terwijl de zon opkwam, verliet ik de stad.
7. Pueri vicini febri laborant. De kinderen van de buurman hebben koorts.
8. Homo qui pater fratrum erat, morietur. De man die de vader van de broers is, sterft.
9. Navis portum invehitur. Een schip loopt de haven binnen.
10. Tiberim qui per urbem fluebat, transii. Ik stak de Tiber die door de stad stroomde over.

Actief en passief bewerken

Net als in het Nederlands kent het Latijnse werkwoord twee genera (geslachten). Dit is een ander genus dan dat van de naamwoorden. Het genus van het werkwoord is ofwel actief, ofwel passief (ook wel bedrijvend respectievelijk lijdend genoemd).

Waar bij een actieve zin het onderwerp de handeling verricht, ondergaat het onderwerp de handeling in een passieve zin:

Actief Passief
De meester roept de slaaf. De slaaf wordt door de meester geroepen.

In de actieve zin is de meester onderwerp en de slaaf lijdend voorwerp. In de passieve zin is de slaaf onderwerp geworden en is de meester naar een bepaling voorafgegaan door door verhuist. In het Latijn gebeurt hetzelfde:

Actief Passief
Dominus servum vocat. Servus a domino vocatur.

In de actieve zin is dominus onderwerp en staat dus in de nominativus, terwijl servum lijdend voorwerp is en dus in de accusativus staat. In de passieve zin is servus het onderwerp en dus in de nominativus en is dominus ook naar een bepaling verhuist, voorafgegaan door a en in de ablativus gezet, domino.

Niet alle werkwoorden kunnen passieve vormen hebben. Alleen werkwoorden die zowel een onderwerp als een lijdend voorwerp hebben, kunnen passief gemaakt worden. Dit zijn de zogenaamde transitieve werkwoorden. Werkwoorden die slechts een onderwerp kunnen hebben zijn intransitieve werkwoorden.


Praesens passief bewerken

De vormen van het praesens passief worden afgeleid van de praesensstam. De uitgangen zijn -or, -ris, -tur, -mur, -mini en -ntur:

inf. activum
amare
monere
Tegere
audire
stam
ama-
mone-
teg-e/i/u-
audi-
1 s.
2 s.
3 s.
1 p.
2 p.
3 p.
inf. passivum
amor
amaris
amatur
amamur
amamini
amantur
amari''
moneor
moneris
monetur
monemur
monemini
monentur
moneri
vincor
vinceris
vincitur
vincimur
vincimini
vincuntur
vinci
audior
audiris
auditur
audimur
audimini
audiuntur
audiri

Let op een paar bijzonderheden:

  • Bij de A-conjugatie versmelten in de eerste persoon enkelvoud de a van de stam en de o van de uitgang -or: amaoramor.
  • Bij de Consonant-conjugatie komt er, behalve in de eerste persoon enkelvoud, een extra klinker (een e, i of u) tussen de stam en de uitgang.
  • Bij de I-conjugatie krijgt de derde persoon meervoud een extra u tussen de stam en de uitgang -ntur.
  • Bij de G-conjugatie en en de C-conjugatie wordt de infinitivus passief gevormd door de stam + i.

Voorbeelden:

Paludes inter Palatiumque Aventium siccantur. = De moerassen tussen de Palatijn en de Aventijn worden droog gelegd.
Servi a mangonibus venduntur. = De slaven worden door slavenhandelaren verkocht.

Imperfectum passief bewerken

De passieve vormen van het imperfectum worden op dezelfde manier gevormd als die van het actief. De A- en de E-conjugatie plaatsen eerst het tussenvoegsel -ba- achter de stam en vervolgens dezelfde uitgangen als bij het actief (maar in plaats van -or wordt -r gezet). De Consonant- en de I-conjugatie plaatsen eerst nog een extra -e- achter de stam, dan de -ba- en dan pas de uitgangen:

inf.
amare
monere
vincere
audire
stam
ama-ba-
mone-ba-
vinc-e-ba-
audi-e-ba-
1 s.
2 s.
3 s.
1 p.
2 p.
3 p.
amabar
amabaris
amabatur
amabamur
amabamini
amabantur
monebar
monebaris
monebatur
monebamur
monebamini
monebantur
vincebar
vincebaris
vincebatur
vincebamur
vincebamini
vincebantur
audiebar
audiebaris
audiebatur
audiebamur
audiebamini
audiebantur

Voorbeelden:

Exercitus romanus a legato ducebatur. = Een romeins leger werd door een legatus aangevoerd.
Gallia a Gallis incolebantur. = Gallië werd door Galliërs bewoond.


Ferre: passieve vormen bewerken

De werkwoorden esse en ire zijn intransitief. Logisch, want als je (in het Nederlands) probeert ze van actief naar passief om te zetten krijg je zinnen als ik word geweest of ik word gegaan, die duidelijk betekenisloos zijn. Daarentegen bestaan er wel passieve vormen van ferre (dragen, brengen):

 
praesens
imperfectum
stam
fer-
fer-e-ba-
1 s.
2 s.
3 s.
1 p.
2 p.
3 p.
feror
ferris
fertur
ferimur
ferimini
feruntur
ferebar
ferebaris
ferebatur
ferebamur
ferebamini
ferebantur

Een paar opmerkingen:

  • De vormen van het imperfectum zijn regelmatig.
  • In het praesens ontbreekt in de 2e en 3e persoon enkelvoud de klinker die normalerwijze bij de Consonant-conjugatie wordt tussengevoegd. De overige vormen zijn regelmatig.


Deponentia bewerken

Het Latijn kent een aantal werkwoorden die alleen passieve vormen kennen, maar toch een actieve betekenis hebben. Dit zijn de zogenaamde verba deponentia of kortweg deponentia. We zijn er al een paar tegengekomen in de vorige lessen:

loquitur = hij/zij spreekt
oriebatur = kwam op (van hemellichamen)

En uit de voorbeeldzinnen:

Homo qui pater fratrum erat, morietur. De man die de vader van de broers was, sterft.
Navis portum invehitur. Een schip loopt de haven binnen.

Omdat de deponentia alleen passieve vormen hebben worden in woordenboeken andere vormen opgegeven dan voor de gewone werkwoorden. In principe zijn twee vormen en de conjugatie nodig om alle overige vormen van een deponens af te kunnen leiden: één vorm om de praesensstam af te leiden en één vorm om de supinumstam af te leiden. Een perfectumstam is niet nodig, aangezien van de perfectumstam alleen actieve vormen afgeleid worden, en die heeft een deponens nou eenmaal niet. Voor het aangeven van de stammen worden de infinitivus praesens passief voor de praesensstam en de 1e persoon perfectum passief voor de supinumstam gebruikt (deze vormen bespreken we in volgende hoofdstukken). Voor spreken en opkomen zijn dat:

loqui, locutus sum (C) spreken
oriri, ortus sum (I) opkomen

Aan de vormen is meteen te zien dat het om een deponens gaat. De stammen worden voor de conjugaties op de volgende manier afgeleid (conari = proberen, vereri = vrezen):

 
Praesenstam
Supinumstam
A
E
C
I
conari
vereri
loqui
oriri
cona-
vere-
loqui-
ori-
conatus sum
veritus sum
locutus sum
ortus sum
conat-
verit-
locut-
ort-

Let op de afleiding van de praesensstam van de Consonant-declinatie: de infinitivus praesens passief is gelijk aan de praesensstam.

Consonant-declinatie: I-stammen bewerken

Ooit was er nog een zelfstandige declinatie voor de substantiva die eindigden op een -i. Diverse klankveranderingen zorgden er echter voor dat deze groep steeds meer op de woorden uit de consonant-declinatie gingen lijken en tegen de tijd dat het Latijn werd geschreven was de groep grotendeels overgegaan naar de consonant-declinatie. De groep woorden die nog duidelijk tot de I-declinatie behoorden was gekrompen tot een zeer beperkt aantal. Daarom wordt de I-declinatie tegenwoordig gezien als een bijzondere groep binnen de consonant-declinatie.

De verbuiging van de I-stammen kent aparte vormen voor het mannelijk en vrouwelijk enerzijds en het onzijdig anderzijds:

 
masc./fem.
neut.
 
sing.
plur.
sing.
plur.
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
turris
turris
turri
turrim
turri
turres
turrium
turribus
turres
turribus
mare
maris
mari
mare
mari
maria
marium
maribus
maria
maribus

De volgende woorden behoren tot de I-declinatie:

  • Namen van steden en rivieren die in de nominativus en genitivus een gelijk aantal lettergrepen hebben (de zogenaamde parisyllaba), bv. Neapolis (Napels) en Tiberis (de Tiber).
  • De onzijdige woorden die eindigen op -al, -ar, -e en -us, bijvoorbeeld animal (dier), examplar (voorbeeld), mare (zee) en corpus (lichaam).
  • De volgende vrouwelijke woorden:
    • febris koorts
    • puppis achtersteven
    • securis bijl
    • sitis dorst
    • turris toren
    • tussis hoest
    • vis kracht, geweld

Let op vis: niet alle vormen bestaan en het meervoud gebruikt een iets andere stam:

 
masc./fem.
 
sing.
plur.
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
vis
 
 
vim
vi
vires
virium
viribus
vires
viribus


Gemengde declinatie bewerken

Hoewel de meeste woorden uit de I-declinatie geheel overgegaan zijn naar de consonant declinatie en een kleine groep die overgang nog niet gemaakt had, zijn er ook nog woorden die de transitie nooit helemaal voltooid hebben. Ze hebben nog een paar vormen die aan de I-declinatie ontleend zijn.

 
sing.
plur.
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
urbs
urbis
urbi
urbem
urbe (urbi)
urbes
urbium
urbibus
urbes (urbis)
urbibus

De vormen tussen haakjes komen minder vaak voor.

De volgende woorden behoren tot de gemengde declinatie:

  • De parisyllaba waarvan de nominativus eindigt op -es of -is, bv. clades, -is (de nederlaag) en navis, -is (schip).
  • Substantiva waarvan de stam op twee of meer medeklinkers eindigt, bv. urbs, urbis (stad). Let er op dat de stam in de nominativus veranderingen ondergaat en dus schijnbaar maar 1 medeklinker kan hebben.

Let voorts op een paar belangrijke uitzonderingen:

pater, patris (m) vader
mater, matris (f) moeder
frater, fratris (m) broer
canis, canis (m & f) hond
iuvenis, iuvenis (m) jongeling

Deze woorden behoren tot de consonant-declinatie. Bijvoorbeeld:

Homo qui pater fratrum erat, morietur. = De man die de vader van de broers was, sterft.

frater heeft een stam die eindigt op twee klinkers (fratr-) en zou dus tot de gemengde declinatie horen die in de genitivus -ium krijgt. Het is echter een uitzondering.

Terminologie bewerken

Intransitieve werkwoorden
Werkwoorden die alleen een onderwerp kunnen hebben.
Transitieve werkwoorden
Werkwoorden die zowel een onderwerp als een lijdend voorwerp kunnen hebben.
Deponens
Werkwoord waarvan de passieve vormen een actieve betekenis hebben. Omdat ze geen actieve vormen hebben worden in woordenlijsten andere vormen opgegeven om de stamtijden aan te geven.
Parisyllaba
Woorden met een gelijk aantal lettergrepen in de nominativus als in de genitivus.
Compositum
Een samengesteld werkwoord; meestal een werkwoord dat opgebouwd is uit een voorzetsel en een ander werkwoord, bv.: invullen is een compositum van vullen, differre is een compositum van ferre.


Woordenlijst bewerken

caelum. -i (n) hemel
canis, canis (m & f) hond
carrus, -i (m) kar, wagen
clades, cladis (f) nederlaag
conari, conatus sum (A) proberen
crepido, crepidinis (f) kade
cupa, -ae (f) ton
differre, distuli, dilatum (C) verschillen, afsteken (tegen); ab A[abl] differre = verschillen van [A], afsteken tegen A. (differre is een compositum van ferre en wordt net als ferre verbogen.)
discedere, discessi, discessum (C) verlaten, weggaan uit; ab A[abl] discedere = A verlaten
educere, eduxi, eductum (C) uitvaren; e portu educere = de haven uitvaren
fabula, -ae (f) verhaal
febris, -is (f) koorts; febri laborare = koorts hebben
fluere, fluxi, - (C) stromen (van een rivier)
frater, fratris (m) broer
hodie mane vanochtend
imponere, imposui, impositum (C) inladen, opladen
invehi, invectus sum (C) binnenlopen; portum invehi = een haven binnenlopen
iuvenis, iuvenis (m) jongeling
legatus, -i (m) aanvoerder van het legioen.
loqui, locutus sum (C) spreken
mare, maris (n) zee
mater, matris (f) moeder
mori, mortuus sum (G) sterven
navis, -is (f) schip
Neapolis, -is (f) Napels
onerare, oneravi, oneratum (A) laden; navem onerare = een schip laden
onustus, -a, -um beladen
oriri, ortus sum (I) opkomen
pater, patris (m) vader
plaustrum, -i (n) tweewielige kar (voor vracht)
portus, -us (m) haven
puppis, -is (f) achtersteven
romanus, -a, -um Romeins
saccus, -i (m) zak
securis, -is (f) bijl
siccare, siccavi, siccatum (A) droog leggen
sitis, -is (f) dorst
Tiberis, -is (m) de Tiber
turris, -is (f) toren
tussis, -is (f) hoest(bui)
urbs, urbis (f) stad
vehere, vehi, vectum (C) trekken
velum, -i (n) zeil
vereri, veritus sum (E) vrezen
vis, vis (f) kracht, geweld


Oefeningen bewerken

  • Benoem de vormen (alle mogelijkheden als er meerdere zijn):
  1. sitis
  2. imponentur
  3. urbibus
  4. fratrum
  5. cupas
  6. loquitur
  7. tussim
  8. maria
  9. ducebamini
  10. stant


  • Zet in het meervoud
  1. spectas
  2. vituperabatur
  3. inscripsi
  4. fers
  5. fueram
  6. ierat
  7. video
  8. venderis
  9. ducebar
  10. quaerebaris


  • In de haven
Hodie mane ad portum ii. Naves vidi quae portum invehebantur et e portu educebant. Vela navum ab caelo differebant. In crepidine saccosque amphoras a servi ferebantur et cupas in carris imponebantur. Plaustra onusta a asinis ad urbem vehebantur.


  • Geef de overeenkomstige passieve vorm:
  1. vituperat
  2. imponebam
  3. monemus
  4. stringebant
  5. feriebant
  6. vides
  7. inspectabas
  8. ducimus
  9. circumsedeo
  10. vendebamus


  • Zet de volgende zinnen in het passief en vertaal volgens het voorbeeld:
Magister discipulos vituperat.Discipuli a magistro vituperantur. = De leerlingen worden door de leraar berispt.
  1. Servi amphoras ferunt.
  2. Gladiatores gladia stringebant.
  3. Nautae navem onerant.
  4. Caesar Gallos superat.
  5. Puppis navis video.
  6. Magister qui ceram fert, pueris fabulas narrat.
  7. Dum sol oritur, nautae navem e portu educunt.


Latijn Les 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 Het schrift · Uitspraak · Naamwoorden · Werkwoorden Woordenlijst
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.