Actief en passief; praesens en imperfectum passief; deponentia; consonant declinatie: I-stammen en gemengde declinatie
1. |
Paludes inter Palatiumque Aventium siccantur. |
De moerassen tussen de Palatijn en de Aventijn worden droog gelegd.
|
2. |
Servi a mangonibus venduntur. |
De slaven worden door slavenhandelaren verkocht.
|
3. |
Exercitus romanus a legato ducebatur. |
Een romeins leger werd door een legatus aangevoerd.
|
4. |
Gallia a Gallis incolebantur. |
Gallië werd door Galliërs bewoond.
|
5. |
Loquitur. |
Hij/Zij spreekt.
|
6. |
Dum sol oriebatur, ab urbe discessi. |
Terwijl de zon opkwam, verliet ik de stad.
|
7. |
Pueri vicini febri laborant. |
De kinderen van de buurman hebben koorts.
|
8. |
Homo qui pater fratrum erat, morietur. |
De man die de vader van de broers is, sterft.
|
9. |
Navis portum invehitur. |
Een schip loopt de haven binnen.
|
10. |
Tiberim qui per urbem fluebat, transii. |
Ik stak de Tiber die door de stad stroomde over.
|
Net als in het Nederlands kent het Latijnse werkwoord twee genera (geslachten). Dit is een ander genus dan dat van de naamwoorden. Het genus van het werkwoord is ofwel actief, ofwel passief (ook wel bedrijvend respectievelijk lijdend genoemd).
Waar bij een actieve zin het onderwerp de handeling verricht, ondergaat het onderwerp de handeling in een passieve zin:
Actief |
Passief
|
De meester roept de slaaf. |
De slaaf wordt door de meester geroepen.
|
In de actieve zin is de meester onderwerp en de slaaf lijdend voorwerp. In de passieve zin is de slaaf onderwerp geworden en is de meester naar een bepaling voorafgegaan door door verhuist. In het Latijn gebeurt hetzelfde:
Actief |
Passief
|
Dominus servum vocat. |
Servus a domino vocatur.
|
In de actieve zin is dominus onderwerp en staat dus in de nominativus, terwijl servum lijdend voorwerp is en dus in de accusativus staat. In de passieve zin is servus het onderwerp en dus in de nominativus en is dominus ook naar een bepaling verhuist, voorafgegaan door a en in de ablativus gezet, domino.
Niet alle werkwoorden kunnen passieve vormen hebben. Alleen werkwoorden die zowel een onderwerp als een lijdend voorwerp hebben, kunnen passief gemaakt worden. Dit zijn de zogenaamde transitieve werkwoorden. Werkwoorden die slechts een onderwerp kunnen hebben zijn intransitieve werkwoorden.
De vormen van het praesens passief worden afgeleid van de praesensstam. De uitgangen zijn -or, -ris, -tur, -mur, -mini en -ntur:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 s.
|
2 s.
|
3 s.
|
1 p.
|
2 p.
|
3 p.
|
|
amor
|
amaris
|
amatur
|
amamur
|
amamini
|
amantur
|
|
moneor
|
moneris
|
monetur
|
monemur
|
monemini
|
monentur
|
|
vincor
|
vinceris
|
vincitur
|
vincimur
|
vincimini
|
vincuntur
|
|
audior
|
audiris
|
auditur
|
audimur
|
audimini
|
audiuntur
|
|
Let op een paar bijzonderheden:
- Bij de A-conjugatie versmelten in de eerste persoon enkelvoud de a van de stam en de o van de uitgang -or: amaor → amor.
- Bij de Consonant-conjugatie komt er, behalve in de eerste persoon enkelvoud, een extra klinker (een e, i of u) tussen de stam en de uitgang.
- Bij de I-conjugatie krijgt de derde persoon meervoud een extra u tussen de stam en de uitgang -ntur.
- Bij de G-conjugatie en en de C-conjugatie wordt de infinitivus passief gevormd door de stam + i.
Voorbeelden:
Paludes inter Palatiumque Aventium siccantur. |
= De moerassen tussen de Palatijn en de Aventijn worden droog gelegd.
|
Servi a mangonibus venduntur. |
= De slaven worden door slavenhandelaren verkocht.
|
De passieve vormen van het imperfectum worden op dezelfde manier gevormd als die van het actief. De A- en de E-conjugatie plaatsen eerst het tussenvoegsel -ba- achter de stam en vervolgens dezelfde uitgangen als bij het actief (maar in plaats van -or wordt -r gezet). De Consonant- en de I-conjugatie plaatsen eerst nog een extra -e- achter de stam, dan de -ba- en dan pas de uitgangen:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 s.
|
2 s.
|
3 s.
|
1 p.
|
2 p.
|
3 p.
|
|
amabar
|
amabaris
|
amabatur
|
amabamur
|
amabamini
|
amabantur
|
|
monebar
|
monebaris
|
monebatur
|
monebamur
|
monebamini
|
monebantur
|
|
vincebar
|
vincebaris
|
vincebatur
|
vincebamur
|
vincebamini
|
vincebantur
|
|
audiebar
|
audiebaris
|
audiebatur
|
audiebamur
|
audiebamini
|
audiebantur
|
|
Voorbeelden:
Exercitus romanus a legato ducebatur. |
= Een romeins leger werd door een legatus aangevoerd.
|
Gallia a Gallis incolebantur. |
= Gallië werd door Galliërs bewoond.
|
De werkwoorden esse en ire zijn intransitief. Logisch, want als je (in het Nederlands) probeert ze van actief naar passief om te zetten krijg je zinnen als ik word geweest of ik word gegaan, die duidelijk betekenisloos zijn. Daarentegen bestaan er wel passieve vormen van ferre (dragen, brengen):
|
|
|
|
|
|
1 s.
|
2 s.
|
3 s.
|
1 p.
|
2 p.
|
3 p.
|
|
feror
|
ferris
|
fertur
|
ferimur
|
ferimini
|
feruntur
|
|
ferebar
|
ferebaris
|
ferebatur
|
ferebamur
|
ferebamini
|
ferebantur
|
|
Een paar opmerkingen:
- De vormen van het imperfectum zijn regelmatig.
- In het praesens ontbreekt in de 2e en 3e persoon enkelvoud de klinker die normalerwijze bij de Consonant-conjugatie wordt tussengevoegd. De overige vormen zijn regelmatig.
Het Latijn kent een aantal werkwoorden die alleen passieve vormen kennen, maar toch een actieve betekenis hebben. Dit zijn de zogenaamde verba deponentia of kortweg deponentia. We zijn er al een paar tegengekomen in de vorige lessen:
loquitur |
= hij/zij spreekt
|
oriebatur |
= kwam op (van hemellichamen)
|
En uit de voorbeeldzinnen:
Homo qui pater fratrum erat, morietur. |
De man die de vader van de broers was, sterft.
|
Navis portum invehitur. |
Een schip loopt de haven binnen.
|
Omdat de deponentia alleen passieve vormen hebben worden in woordenboeken andere vormen opgegeven dan voor de gewone werkwoorden. In principe zijn twee vormen en de conjugatie nodig om alle overige vormen van een deponens af te kunnen leiden: één vorm om de praesensstam af te leiden en één vorm om de supinumstam af te leiden. Een perfectumstam is niet nodig, aangezien van de perfectumstam alleen actieve vormen afgeleid worden, en die heeft een deponens nou eenmaal niet. Voor het aangeven van de stammen worden de infinitivus praesens passief voor de praesensstam en de 1e persoon perfectum passief voor de supinumstam gebruikt (deze vormen bespreken we in volgende hoofdstukken). Voor spreken en opkomen zijn dat:
loqui, locutus sum (C) |
spreken
|
oriri, ortus sum (I) |
opkomen
|
Aan de vormen is meteen te zien dat het om een deponens gaat. De stammen worden voor de conjugaties op de volgende manier afgeleid (conari = proberen, vereri = vrezen):
|
|
|
|
conari
|
vereri
|
loqui
|
oriri
|
|
→ cona-
|
→ vere-
|
→ loqui-
|
→ ori-
|
|
conatus sum
|
veritus sum
|
locutus sum
|
ortus sum
|
|
→ conat-
|
→ verit-
|
→ locut-
|
→ ort-
|
|
Let op de afleiding van de praesensstam van de Consonant-declinatie: de infinitivus praesens passief is gelijk aan de praesensstam.
Consonant-declinatie: I-stammen
bewerken
Ooit was er nog een zelfstandige declinatie voor de substantiva die eindigden op een -i. Diverse klankveranderingen zorgden er echter voor dat deze groep steeds meer op de woorden uit de consonant-declinatie gingen lijken en tegen de tijd dat het Latijn werd geschreven was de groep grotendeels overgegaan naar de consonant-declinatie. De groep woorden die nog duidelijk tot de I-declinatie behoorden was gekrompen tot een zeer beperkt aantal. Daarom wordt de I-declinatie tegenwoordig gezien als een bijzondere groep binnen de consonant-declinatie.
De verbuiging van de I-stammen kent aparte vormen voor het mannelijk en vrouwelijk enerzijds en het onzijdig anderzijds:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
turris
|
turris
|
turri
|
turrim
|
turri
|
|
turres
|
turrium
|
turribus
|
turres
|
turribus
|
|
mare
|
maris
|
mari
|
mare
|
mari
|
|
maria
|
marium
|
maribus
|
maria
|
maribus
|
|
De volgende woorden behoren tot de I-declinatie:
- Namen van steden en rivieren die in de nominativus en genitivus een gelijk aantal lettergrepen hebben (de zogenaamde parisyllaba), bv. Neapolis (Napels) en Tiberis (de Tiber).
- De onzijdige woorden die eindigen op -al, -ar, -e en -us, bijvoorbeeld animal (dier), examplar (voorbeeld), mare (zee) en corpus (lichaam).
- De volgende vrouwelijke woorden:
- febris koorts
- puppis achtersteven
- securis bijl
- sitis dorst
- turris toren
- tussis hoest
- vis kracht, geweld
Let op vis: niet alle vormen bestaan en het meervoud gebruikt een iets andere stam:
|
|
|
|
|
|
|
vires
|
virium
|
viribus
|
vires
|
viribus
|
|
Hoewel de meeste woorden uit de I-declinatie geheel overgegaan zijn naar de consonant declinatie en een kleine groep die overgang nog niet gemaakt had, zijn er ook nog woorden die de transitie nooit helemaal voltooid hebben. Ze hebben nog een paar vormen die aan de I-declinatie ontleend zijn.
|
|
|
|
urbs
|
urbis
|
urbi
|
urbem
|
urbe (urbi)
|
|
urbes
|
urbium
|
urbibus
|
urbes (urbis)
|
urbibus
|
|
De vormen tussen haakjes komen minder vaak voor.
De volgende woorden behoren tot de gemengde declinatie:
- De parisyllaba waarvan de nominativus eindigt op -es of -is, bv. clades, -is (de nederlaag) en navis, -is (schip).
- Substantiva waarvan de stam op twee of meer medeklinkers eindigt, bv. urbs, urbis (stad). Let er op dat de stam in de nominativus veranderingen ondergaat en dus schijnbaar maar 1 medeklinker kan hebben.
Let voorts op een paar belangrijke uitzonderingen:
pater, patris (m) |
vader
|
mater, matris (f) |
moeder
|
frater, fratris (m) |
broer
|
canis, canis (m & f) |
hond
|
iuvenis, iuvenis (m) |
jongeling
|
Deze woorden behoren tot de consonant-declinatie. Bijvoorbeeld:
Homo qui pater fratrum erat, morietur. |
= De man die de vader van de broers was, sterft.
|
frater heeft een stam die eindigt op twee klinkers (fratr-) en zou dus tot de gemengde declinatie horen die in de genitivus -ium krijgt. Het is echter een uitzondering.
- Intransitieve werkwoorden
- Werkwoorden die alleen een onderwerp kunnen hebben.
- Transitieve werkwoorden
- Werkwoorden die zowel een onderwerp als een lijdend voorwerp kunnen hebben.
- Deponens
- Werkwoord waarvan de passieve vormen een actieve betekenis hebben. Omdat ze geen actieve vormen hebben worden in woordenlijsten andere vormen opgegeven om de stamtijden aan te geven.
- Parisyllaba
- Woorden met een gelijk aantal lettergrepen in de nominativus als in de genitivus.
- Compositum
- Een samengesteld werkwoord; meestal een werkwoord dat opgebouwd is uit een voorzetsel en een ander werkwoord, bv.: invullen is een compositum van vullen, differre is een compositum van ferre.
caelum. -i (n) |
hemel
|
canis, canis (m & f) |
hond
|
carrus, -i (m) |
kar, wagen
|
clades, cladis (f) |
nederlaag
|
conari, conatus sum (A) |
proberen
|
crepido, crepidinis (f) |
kade
|
cupa, -ae (f) |
ton
|
differre, distuli, dilatum (C) |
verschillen, afsteken (tegen); ab A[abl] differre = verschillen van [A], afsteken tegen A. (differre is een compositum van ferre en wordt net als ferre verbogen.)
|
discedere, discessi, discessum (C) |
verlaten, weggaan uit; ab A[abl] discedere = A verlaten
|
educere, eduxi, eductum (C) |
uitvaren; e portu educere = de haven uitvaren
|
fabula, -ae (f) |
verhaal
|
febris, -is (f) |
koorts; febri laborare = koorts hebben
|
fluere, fluxi, - (C) |
stromen (van een rivier)
|
frater, fratris (m) |
broer
|
hodie mane |
vanochtend
|
imponere, imposui, impositum (C) |
inladen, opladen
|
invehi, invectus sum (C) |
binnenlopen; portum invehi = een haven binnenlopen
|
iuvenis, iuvenis (m) |
jongeling
|
legatus, -i (m) |
aanvoerder van het legioen.
|
loqui, locutus sum (C) |
spreken
|
mare, maris (n) |
zee
|
mater, matris (f) |
moeder
|
mori, mortuus sum (G) |
sterven
|
navis, -is (f) |
schip
|
Neapolis, -is (f) |
Napels
|
onerare, oneravi, oneratum (A) |
laden; navem onerare = een schip laden
|
onustus, -a, -um |
beladen
|
oriri, ortus sum (I) |
opkomen
|
pater, patris (m) |
vader
|
plaustrum, -i (n) |
tweewielige kar (voor vracht)
|
portus, -us (m) |
haven
|
puppis, -is (f) |
achtersteven
|
romanus, -a, -um |
Romeins
|
saccus, -i (m) |
zak
|
securis, -is (f) |
bijl
|
siccare, siccavi, siccatum (A) |
droog leggen
|
sitis, -is (f) |
dorst
|
Tiberis, -is (m) |
de Tiber
|
turris, -is (f) |
toren
|
tussis, -is (f) |
hoest(bui)
|
urbs, urbis (f) |
stad
|
vehere, vehi, vectum (C) |
trekken
|
velum, -i (n) |
zeil
|
vereri, veritus sum (E) |
vrezen
|
vis, vis (f) |
kracht, geweld
|
- Benoem de vormen (alle mogelijkheden als er meerdere zijn):
- sitis
- imponentur
- urbibus
- fratrum
- cupas
- loquitur
- tussim
- maria
- ducebamini
- stant
- spectas
- vituperabatur
- inscripsi
- fers
- fueram
- ierat
- video
- venderis
- ducebar
- quaerebaris
- Hodie mane ad portum ii. Naves vidi quae portum invehebantur et e portu educebant. Vela navum ab caelo differebant. In crepidine saccosque amphoras a servi ferebantur et cupas in carris imponebantur. Plaustra onusta a asinis ad urbem vehebantur.
- Geef de overeenkomstige passieve vorm:
- vituperat
- imponebam
- monemus
- stringebant
- feriebant
- vides
- inspectabas
- ducimus
- circumsedeo
- vendebamus
- Zet de volgende zinnen in het passief en vertaal volgens het voorbeeld:
Magister discipulos vituperat. → Discipuli a magistro vituperantur. = De leerlingen worden door de leraar berispt.
|
- Servi amphoras ferunt.
- Gladiatores gladia stringebant.
- Nautae navem onerant.
- Caesar Gallos superat.
- Puppis navis video.
- Magister qui ceram fert, pueris fabulas narrat.
- Dum sol oritur, nautae navem e portu educunt.