In het voorgaande hebben we al gezien dat een lineaire afbeelding van de lineaire ruimte naar de lineaire ruimte , geheel bepaald is door de beelden van een basis. Immers: als een geordende basis is van en is een element van , dan is:
,
zodat
Het beeld van een vector wordt dus volledig bepaald door de beelden van de basisvectoren. Deze beelden zijn lineaire combinaties van een geordende basis van W:
.
Zo wordt:
Bij gegeven bases van en van wordt het beeld onder van een vector bepaald door de getallen . Daarvoor geldt:
,
dus de -de coördinaat van t.o.v de basis .
Voor een beter overzicht nemen we aan dat en .
De rij:
legt dus (samen met de beide bases en ) de lineaire afbeelding vast. Die rij is een element van , en wordt -matrix genoemd. Zo'n matrix wordt overzichtelijk opgeschreven als een rechthoekig schema met rijen en kolommen. De rijen bestaan juist uit de coördinaten van de beeldvectoren:
het is gebruikelijk om niet deze -matrix , maar de -matrix waarin de beeldvectoren als kolommen voorkomen,
als de matrix van op te vatten. Omdat beide matrices dezelfde getallen betreffen, alleen getransponeerd opgeschreven, heten ze ook elkaars getransponeerden.
Er geldt:
We zien ook hier dat door de keuze van bases de structuur van lineaire ruimten en afbeeldingen a.h.w. overgebracht wordt naar getalruimten en getalstructuren. We zullen ons daarom eerst daar eens mee bezighouden.
Onder de matrix van de lineaire afbeelding van de -dimensionale lineaire ruimte in de -dimensionale lineaire ruimte over hetzelfde lichaam als , t.o.v. de bases van en van , verstaan we de -matrix met als -de element:
Anders gezegd: de kolommen van zijn de beelden onder van de basisvectoren uit de basis , voorgesteld door de coördinaten t.o.v de basis .