Italiaans/Les06
Onderwerp van les 6
bewerkenLes 6 (Lezione Sei) gaat over de bijvoeglijke naamwoorden en hoe deze zich aanpassen aan het zelfstandig naamwoord, de ontkenning en het werkwoord fare.
Het bijvoeglijk naamwoord
bewerkenHet bijvoeglijk naamwoord (l'aggettivo in het Italiaans) past zich, anders dan in het Nederlands, aan het zelfstandig naamwoord aan. Het bijvoeglijk naamwoord staat meestal tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord. Zo is het niet
La bello figlia
maar
La bella figlia
Ook in het meervoud verandert het bijvoeglijk naamwoord.
Het is niet
I buono limoni
maar
I buoni limoni
Het werkt hetzelfde bij de bezittelijke voornaamwoorden:
Het is
Tua casa
en niet
Tuo casa
Bezittelijke voornaamwoorden
bewerkenEnkelvoud Mannelijk |
Vrouwelijk |
Meervoud Mannelijk |
Vrouwelijk |
Vertaling |
mio | mia | miei | mie | mijn |
tuo | tua | tuoi | tue | jouw |
suo | sua | suoi | sue | zijn/haar |
Suo | Sua | Suoi | Sue | uw |
nostro | nostra | nostri | nostre | ons/onze |
vostro | vostra | vostri | vostre | jullie |
loro | loro | loro | loro | hun (mv) |
Een paar belangrijke dingen over de bezittelijke voornaamwoorden:
- 1. In het meervoud wordt 'mio' miei (mannelijk meervoud) of mie (vrouwelijk meervoud). Voorbeelden:
- il libro (het boek) => i miei libri (mijn boeken),
- la macchina (de auto) => le mie macchine (mijn auto's).
- 2. Het meervoud vrouwelijk wordt gevormd door van de stam de –o af te halen en de –e erbij te doen.
- 3. Het vrouwelijk enkelvoud wordt gevormd door de –o eraf te halen en deze te vervangen door een –a.
- 4. Het bezittelijk voornaamwoord ´loro´ verandert niet.
In de woordenlijst stond, en straks ook nog, de mannelijke vorm van het woord. Dus bijvoorbeeld buono, bello enz. Het is de bedoeling dat u ze aan kunt passen tot buono (mannelijk enkelvoud), buona (vrouwelijk enkelvoud), buoni (mannelijk meervoud), buone (vrouwelijk meervoud). (Wat boffen we toch met Nederlands, waar dit allemaal niet hoeft ;-))
De ontkenning
bewerkenDe ontkenning is in het Italiaans redelijk simpel: zet non voor het belangrijkste werkwoord.
Voorbeeld
Fumo – Ik rook.
Nu in de ontkenning
Non fumo – Ik rook niet.
Nog een belangrijke ontkenning:
Non (lo) so - Ik weet het niet.
Het werkwoord 'fare' (doen/maken)
bewerkenHet werkwoord 'fare' betekent doen of maken. Als u Frans kent, kunt u dat misschien wel afleiden aan het Franse werkwoord 'faire'. De persoonlijke voornaamwoorden (io, tu, lui enz.) staan tussen haakjes, want ze worden alleen gebruikt als nadruk nodig is.
fare | doen, maken | |
(io) | faccio | ik doe/maak |
(tu) | fai | jij doet/maakt |
(lui/lei) | fa | hij/zij/het/U doet/maakt |
(noi) | facciamo | wij doen/maken |
(voi) | fate | jullie doen/maken |
(loro) | fanno | zij doen/maken |
Het voltooid deelwoord van 'fare' is fatto (gedaan/gemaakt).
Woorden
bewerkenDe klemtoon is vet aangegeven.
189. malato = ziek
190. salutare = groeten
191. lavorare = werken
192. l'aeroporto m = het vliegveld (spreek uit a-e-ro-porto)
193. sporco = vies
194. il pomodoro = de tomaat
195. giocare = spelen
196. la sigaretta = de sigaret
197. chiudere = sluiten
198. le scarpe = de schoenen
199. la pesca = de perzik (vergelijk il pesce, de vis)
200. la carta = het papier
201. l'oro m = het goud
202. la mano = de hand (meervoud le mani = de handen. Een vrouwelijk zelfstandig naamwoord met de onregelmatige uitgangen -o en -i!)
203. aiutare = helpen
204. il cane = de hond
205. alto = hoog
206. la casa = het huis
207. qualcuno = iemand
208. la chiesa = de kerk
209. il colore = de kleur
210. (far) bollire = koken
211. comprare = kopen
212. freddo = koud
213. basso = laag
214. ridere = lachen
215. la terra = het land
216. lungo = lang
217. lento = langzaam
218. imparare = (iets zelf) leren
219. nuovo = nieuw
220. il cognome = de achternaam (uitspraak: iel conjome)
221. respirare = ademen
222. separato = apart
223. l'auto m = de auto (maar dagelijks taalgebruik: la macchina= de auto)
224. la gamba = het been
225. l'inizio m = het begin
226. la montagna = de berg (uitspraak: la montanja)
227. la visita = het bezoek
228. per esempio = bijvoorbeeld
229. andare a trovare = bezoeken
230. il film = de film
231. il fiore = de bloem
232. l'albero m = de boom
233. la nave = de boot
234. il burro = de boter
235. bruciare = branden
236. gli occhiali = de bril
237. il ponte = de brug
238. il campeggio = de camping
239. il centro = het centrum
240. il denaro = het geld
241. là = daar
242. il villaggio = het dorp
243. le uva = de druiven (mv, onregelmatig)
244. vero = waar/echt
245. l'uovo m = het ei
246. mangiare = eten
247. la bottiglia = de fles (uitspraak: la bottielja)
248. la frutta = het fruit
249. andare (onr.) = gaan
250. la fortuna = het geluk
U kent al 250 woorden!
Oefeningen
bewerken1. Lees onderstaande tekst en beantwoord daarna de vragen
Il lago di Como, o Lario, è un lago lombardo di origine glaciale, appartenente alle province di Como e Lecco. Con i suoi quattrocentodieci metri di profondità (nei pressi di Argegno) è uno dei laghi più profondi d'Europa. È il terzo lago più grande d'Italia, dopo, rispettivamente, il lago di Garda ed il lago Maggiore. Ha una forma caratteristica a "Y" rovesciata. |
Uit de Italiaanse Wikipedia, artikel Lago di Como. |
Rovesciare = omgooien/omkeren/uitgieten. |
1.1. Wat is er zo bijzonder aan het Lago di Como?
A. Het is het grootste meer van Italië B. Het is een diep meer. C. In het meer ligt bijzonder veel afval.
1.2. Hoe diep is het Lago di Como?
1.3. In welke provincies ligt het Lago di Como?
1.4. Welke plaats neemt het in op de lijst van de grootste Italiaans meren?
A. 1e B. 2e C. 3e
1.5. Heeft het meer een karakteristieke vorm? En zo ja, wat voor één?
2. Vul de juiste vorm van het gegeven bijvoeglijk of bezittelijk voornaamwoord in op de puntjes
1. Hai una ... figlia. (bello)
2. Sono ... limoni! (mio)
3. Le ... fragole (buono)
4. La macchina è ... . (lento)
5. La ... autostrada. (lungo)
3. Vertaal deze vormen van 'fare' in het Italiaans
1. Ik heb gedaan/gemaakt
2. Wij doen/maken
3. Zij doen/maken
4. Jij doet/maakt
5. Jullie hebben gedaan/gemaakt
4. Herhalingsoefening. Vul de juiste vorm van het onregelmatige werkwoord in.
1. Ik heb
2. Zij komen
3. Jij wilt
4. Ik kan
5. Hij is
5. Vertaal de volgende woorden en zinnen in het Nederlands
1. Non fumo.
2. La bella canzone.
3. Faccio dei letti.
4. Come ti chiami?
5. Ti lavi?
6. Vertaal de volgende woorden en zinnen in het Italiaans
1. Ik wil een ontbijt.
2. Wil je de vis?
3. Jij maakt het ontbijt.
4. Ik houd van de autosnelweg.
5. Het mooie Lago di Como.
De antwoorden zijn hier te vinden: Italiaans/Antwoorden/Les06