Italiaans/Les12
Onderwerp van les 12
bewerkenDeze les (Lezione Dodici) gaat over de gebiedende wijs, nationaliteiten en rangtelwoorden. Ook het werkwoord ´sapere´ (weten) zal behandeld worden.
Gebiedende wijs
bewerkenDe gebiedende wijs of imperatief (l'imperativo in het Italiaans) wordt gebruikt om een bevel te geven, bijvoorbeeld:
Luister, Peter!
of:
Zit, Nero!
In het Nederlands is er maar 1 vorm voor de gebiedende wijs. In het Italiaans zijn er 5. Alleen de 1e persoon enkelvoud heeft (vanzelfsprekend) geen gebiedende wijs-vorm. Hier zijn ze in een tabelletje weergegeven, de -are, -ere en -ire vorm en de twee onregelmatige werkwoorden essere en avere.
parlare | credere | partire | essere | avere | |
1e persoon enkelvoud | - | - | - | - | - |
2e persoon enkelvoud | parla | credi | parti | sii | abbi |
3e persoon enkelvoud | parli | creda | parta | sia | abbia |
1e persoon meervoud | parliamo | crediamo | partiamo | siamo | abbiamo |
2e persoon meervoud | parlate | credete | partite | siate | abbiate |
3e persoon meervoud | parlino | credano | partano | siano | abbiano |
Hieronder een aantal voorbeeldzinnen met een gebiedende wijs (Imperativo in het Italiaans)
Sii paziente, Pedro! : Wees geduldig, Pedro!
Parlate Italiano, Pedro e Carla! : Spreek Italiaans, Pedro en Carla!
Partite in Italia, tutti e due! : Vertrek naar Italië, allebei!
Non fumiamo! Fa male alla salute! : Wij roken niet! Dat is slecht voor de gezondheid!
Spegniamo la luce se andiamo via per un pó! : Wij doen het licht uit als we even weggaan!
Rangtelwoorden
bewerkenRangtelwoorden gebruik je als je wilt rangschikken, bijvoorbeeld hier:
Juve is eerste geworden, Milan tweede, Napoli derde.....
Rangtelwoorden zijn vrij simpel (behalve bij de eerste wordt alleen de mannelijke vorm gegeven):
Nederlands | Italiaans | Italiaanse afkorting |
eerste | primo/prima | 1o, 1a |
tweede | secondo | 2o |
derde | terzo | 3o |
vierde | quarto | 4o |
vijfde | quinto | 5o |
zesde | sesto | 6o |
zevende | settimo | 7o |
achtste | ottavo | 8o |
negende | nono | 9o |
tiende | decimo | 10o |
elfde | undicesimo | 11o |
twaalfde | dodicesimo | 12o |
enzovoorts | ||
twintigste | ventesimo | 20o |
dertigste | trentesimo | 30o |
enzovoorts | ||
honderdste | centesimo | 100o |
duizendste | millesimo | 1000o |
enzovoorts |
Nationaliteiten
bewerkenHier leert u de namen van een aantal landen en hun bewoners. De klemtoon is vet aangegeven.
Algeria - algerino/ -ina | Algerije - Algerijn(se) |
America - americano/ -ana | Amerika - Amerikaan(se) |
Australia - australiano/ -ana | Australië - Australiër/Australiaanse |
Belgio - belga/-a | België/Belg |
Brasile - brasiliano/ -ana | Brazilië - Braziliaan(se) |
Cipro - cipriota | Cyprus - Cyprioot |
Danimarca - danese | Denemarken - Deen(se) |
Filippine - filippino/ -ina | Filippijnen - Filippijner(se) |
Francia - francese | Frankrijk - Fransman/Française |
Germania - tedesco/ a | Duitsland - Duitser/Duitse |
Giappone - giapponese | Japan - Japanner/Japanse |
Inghilterra - inglese | Engeland - Engelsman/Engelse |
Italia - italiano/ -ana | Italië - Italiaan/Italiaanse |
Marocco - marocchino/ -ina | Marokko - Marokkaan(se) |
Messico - messicano/ -ana | Mexico - Mexicaan(se) |
Olanda - olandese | Nederland - Nederlander/Nederlandse |
Polonia - polacco/ a | Polen - Pool(se) |
Portogallo - portoghese | Portugal - Portuge(e)s(e) |
Russia - russo | Rusland - Rus/Russische |
Senegal - senegalese | Senegal - Senegale(e)s(e) |
Spagna - spagnolo | Spanje - Spanjaard/Spaanse |
Svizzera - svizzero | Zwitserland - Zwitser(se) |
Tunisia - tunisino/ -ina | Tunesië - Tunesiër/Tunesische |
Turchia - turco | Turkije - Turk(se) |
Venezuela - venezuelano/ -ana | Venezuela - Venezolaan(se) |
Vietnam - vietnamita | Vietnam - Vietnamees/Vietnamese |
1. De laatste vormen in het Italiaans zijn natuurlijk ook als bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken. Ze worden dan wel verbogen.
2. Let goed op de vorm van Duitsland (Germania) - Duitser (tedesco). Het lijkt totaal niet op elkaar.
3. Een Belg is, man of vrouw, een belga. In het meervoud is er wel verschil: i belgi (de mannen) en le belghe (de vrouwen).
Het werkwoord ´sapere´ (weten)
bewerkenHet rijtje gaat als volgt (io, tu enz. alleen nodig bij nadruk):
sapere weten | |
(io) | so |
(tu) | sai |
(lui/lei) | sa |
(noi) | sappiamo |
(voi) | sapete |
(loro) | sanno |
Het voltooid deelwoord van sapere is saputo (geweten) en ´sapere´ wordt gewoon met ´avere´ vervoegd. Ho saputo tutto: ik heb alles geweten.
Woorden
bewerkenDe klemtoon is vet aangegeven.
501. annullare = annuleren
502. l’apparecchio m = het apparaat
503. l'appartamento m = het appartement
504. ovest = west(en)
505. nord = noord(en)
506. est = oost(en)
507. sud = zuid(en)
508. la rondine = de zwaluw
509. l’anima v = het wezen
510. tranquillo = rustig
511. insieme = samen
512. composta = samengesteld
513. il carbone = de steenkool
---. il latte = de melk
515. il progetto = het plan, het ontwerp, het project
516. l’animale m = het dier
517. il professore = de docent, professor
518. discutere = discussiëren
---. la cosa = het ding, de zaak
520. da capo = opnieuw
---. il negozio = de winkel
522. sentire = horen
523. il topo = de muis
524. nudo = naakt
525. il passero = de mus
526. avvicinarsi wed. = naderen
527. la cascata = de waterval
528. il cammino = de weg
529. il fulmine = de bliksem
530. la fattoria = de boerderij
531. i genitori = de ouders
532. antico = ouderwets
533. la bisnonna = de overgrootmoeder
534. il bisnonno = de overgrootvader
535. migliorare = verbeteren
536. il corso = de cursus
537. davanti = vooraan
538. il presidente = de president
539. il programma = het programma
540. lo squalo = de haai
541. la lampadina = de lamp
---. la terra = het land
543. dimostrare = laten zien
544. il contadino = de boer
545. la scala = de trap
546. l’ufficio m = het kantoor
547. la sedia = de stoel
548. il castello = het kasteel
549. il frumento = de tarwe
550. troppo = te
U kent nu 550 woorden.
Oefeningen
bewerken1. Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vragen.
Il Belgio
Il Belgio (België in neerlandese, Belgique in francese, e Belgien in tedesco) è uno stato dell'Europa Occidentale. Confina a nord con i Paesi Bassi, a est con la Germania e con il Lussemburgo, a sud e sud-ovest con la Francia e a nord-ovest si affaccia sul Mare del Nord. Situato al confine tra l'Europa germanofona e l'area linguistica e culturale romanza, il Belgio è diviso in tre regioni. A settentrione le Fiandre la cui popolazione di lingua neerlandese comprende circa il 58% della popolazione totale e a sud la Vallonia con il 32% della popolazione complessiva. Nel mezzo è situata la regione della città di Bruxelles, ufficialmente bilingue e nella quale risiede il 10% della popolazione.
Uit: de Italiaanstalige Wikipedia
1.1. Wat zou het werkwoord 'confinare' (regel 2) betekenen?
1.2. Wat is er bijzonder aan de ligging van België?
1.3. In welk deel woont het grootste deel van de Belgische bevolking?
A: Vlaanderen B: Wallonië C: Brussel
1.4. Wat betekent 'bilingue' (regel 7)?
2. Schrijfopdracht. Stuur een brief naar een Italiaanse camping waarin je aangeeft met hoeveel mensen je komt en hoe lang je blijft. De camping ligt aan zee, in Lazio. Min. 5 zinnen.
3. Op herhaling!
Noteer de juiste spelling van de werkwoorden.
1. Essere, 1e persoon enkelvoud, futuro
2. Parlare, 3e persoon meervoud, passato prossimo
3. Bruciare, 2e persoon meervoud, presento
4. Dormire, 2e persoon enkelvoud, passato prossimo
5. Amare, 1e persoon meervoud, futuro
4. Nationaliteiten. Vul de goede vorm in
a. Nationaliteiten bij landen:
1. Germania
2. Tunisia
3. Spagna
b. Landen bij nationaliteiten
1. Americano
2. Messicana
3. Portoghese
5. Imperativo. Vertaal de volgende vormen:
1. Sii liberamente!
2. Ama lei, Ludo!
3. Parlate Italiano, Ianna e Carla!
4. Apprendi i libri!
5. Partano nella Svizerra, tutti e due!
6. Vertaal de volgende zinnen in het Italiaans:
1. Mijn grootouders zijn ouderwets.
2. Wij hebben jullie tweede kind gezien.
3. In Toscane zijn er veel wegen.
4. Italië heeft een president en veel boeren.
5. Ik ruik de geur van een lekker brood en pizza.
7. Vertaal de volgende zinnen in het Nederlands:
1. Il primo appartamento è pieno.
2. Ho visto due negozi in questo paese.
3. Sulla fattoria, c'è tanto frumento e ci sono pochi passeri.
4. Gli animali del bosco sono molto vecchi.
5. Annullo quel corso, non ho il tempo.
De antwoorden zijn hier te vinden