Italiaans/Les13
Onderwerp van les 13
bewerkenDeze les (Lezione Tredici) gaat over alle verleden tijden van het Italiaans, dat wil zeggen de passato prossimo, de passato remoto, de imperfetto, de trapassato remoto en de trapassato prossimo.
Verleden tijden
bewerkenHet Italiaans kent maar liefst vijf verleden tijden:
Passato prossimo: Voltooid tegenwoordige tijd ik heb het gedaan Passato remoto: Voltooid tegenwoordige tijd ik heb het gedaan Imperfetto: Onvoltooid verleden tijd ik deed het Trapassato remoto: Voltooid verleden tijd ik had het gedaan Trapassato prossimo: Voltooid verleden tijd ik had het gedaan
Alle verleden tijden die u nog niet gehad heeft, zullen worden behandeld. Sommige verleden tijden, zoals de trapassato remoto, worden zelden gebruikt, maar toch moet u ze kunnen herkennen.
Vanaf nu worden alleen de Italiaanse namen van de verleden tijden gebruikt!
Passato prossimo: Voltooid tegenwoordige tijd
bewerkenDe passato prossimo is een tijd die gebeurtenissen en acties uit een recent of ver verleden beschrijft, waarvan de gevolgen nog steeds merkbaar zijn in het heden. De passato remoto beschrijft ook gebeurtenissen en acties uit een recent of ver verleden. Echter, de gevolgen van deze gebeurtenissen zijn niet direct of expliciet waarneembaar. We beginnen met een tabel met de basisregel. Vet is hier de uitgang, NIET de klemtoon.
parlare | credere | partire | essere | avere | |
(io) | parlai | credei | partii | fui | ebbi |
(tu) | parlasti | credesti | partisti | fosti | avesti |
(lui/lei) | parlò | credé | partì | fu | ebbe |
(noi) | parlammo | credemmo | partimmo | fummo | avemmo |
(voi) | parlaste | credeste | partiste | foste | aveste |
(loro) | parlarono | crederono | partirono | furono | ebbero |
Onregelmatige vormen
bewerkenHier zijn de vormen van de 10 belangrijkste werkwoorden met een onregelmatige passato remoto:
dare | dire | dovere | fare | piacere | potere | sapere | vedere | venire | volere | |
(io) | diedi | dissi | dovei | feci | piacqui | potei | seppi | vidi | venni | volli |
(tu) | desti | dicesti | dovesti | facesti | piacesti | potesti | sapesti | vedesti | venisti | volesti |
(lui/lei) | diede | disse | dovè | fece | piacque | potè | seppe | vide | venne | volle |
(noi) | demmo | dicemmo | dovemmo | facemmo | piacemmo | potemmo | sapemmo | vedemmo | venimmo | volemmo |
(voi) | deste | diceste | doveste | faceste | piaceste | poteste | sapeste | vedeste | veniste | voleste |
(loro) | diedero | dissero | dovettero | fecero | piacquero | poterono | seppero | videro | vennero | vollero |
meer zullen nog volgen...
Hier volgen twee voorbeelden die het verschil tussen de passato prossimo en de passato remoto benadrukken.
Onjuist is:
Ieri due alunni marinarono la scuola.
Juist is:
Ieri due alunni hanno marinato la scuola,
welke kan worden vertaald als: 'gisteren hebben twee leerlingen de school overgeslagen'. Of, iets vrijer vertaald: 'gisteren hebben twee leerlingen gespijbeld'.
Onjuist is:
L'anno scorso sono andato in Sicilia.
Juist is:
L'anno scorso andai in Sicilia,
welke kan worden vertaald als: 'vorig jaar ben ik naar Sicilië gegaan/geweest'. Let op: hoewel 'L'anno scorso sono andato in Sicilia' strict genomen grammaticaal fout is, zullen de meeste Italianen dit toch zo in de spreektaal gebruiken.
Imperfetto
bewerkenHet imperfetto wordt gebruikt als het Latijnse imperfectum, dat wil zeggen bij:
- Een gewoonte / een herhaalde handeling:
La mattina andavo in spiaggia (andare). 's morgens ging ik naar het strand.
- Een actie die open is, doorloopt of zeer lang duurt (langer dan 10 jaar):
Bevevamo molto vino (bere). Wij dronken veel wijn.
- Bij de woorden 'sempre', 'spesso', en 'di solito', wordt de imperfetto bijna altijd gebruikt:
Di solito, chi ti accompagnava a scuola (accompagnarsi)? Doorgaans, wie vergezelde jou naar school?
- Een beschrijving van (een ding of persoon) : humeur, karakter, fysieke verschijning, situatie, het weer of de temperatuur:
Lui era molto stanco (essere). Hij was erg moe. (fysieke verschijning)
- Een beschrijving over de kindertijd zoals: Da bambino/a... , Quando ero piccolo/a... , Da giovane ... , Da ragazzo/a ... :
Da bambino io guardavo molto la TV (guardare). Als kind keek ik veel TV.
- Een feit of situatie uit het verleden (zonder dat het duidelijk wordt dat de actie al is afgelopen of op een speficiek tijdstip plaatsvond = passato prossimo)
- Bij het woord ' mentre' wordt de imperfetto bijna altijd gebruikt:
Mentre aspettavo il treno, ho incontrato Roberto (aspettare). Terwijl ik wachtte op de trein, ontmoette ik Roberto. > Let op: in deze zin worden twee vormen gebruikt, namelijk: het imperfetto (verleden tijd) -aspettavo en de Passato Prossimo (voltooid tegenwoordige tijd) -ho incontrato
Hier een tabel:
parlare | credere | partire | essere | bere | fare | dire | |
(io) | parlavo | credevo | partivo | ero | bevevo | facevo | dicevo |
(tu) | parlavi | credevi | partivi | eri | bevevi | facevi | dicevi |
(lui/lei) | parlava | credeva | partiva | era | beveva | faceva | diceva |
(noi) | parlavamo | credevamo | partivamo | eravamo | bevevamo | facevamo | dicevamo |
(voi) | parlavate | credevate | partivate | eravate | bevevate | facevate | dicevate |
(loro) | parlavano | credevano | partivano | erano | bevevano | facevano | dicevano |
In het imperfetto wordt 'avere' gewoon als een '-ere' vervoegd!
Trapassato remoto
bewerkenHet trapassato remoto is een voltooid verleden tijd, het beschrijft namelijk een handeling voorafgaand aan een andere handeling in het verleden.
Het trapassato remoto wordt gevormd door:
Vorm van passato remoto van 'essere/avere' + voltooid deelwoord.
Bij het beantwoorden van de vraag of een werkwoord met de passato remoto van 'essere' of 'avere' wordt vervoegd, moet je denken aan de werkwoorden van het passato prossimo. Als een werkwoord in het passato prossimo met 'avere' wordt vervoegd, gebeurt dat ook in het trapassato remoto. 'Met essere' hetzelfde.
Voorbeeld:
Ebbi comprato i pomodori e ho chiuso la porta.
Vertaling:
Ik had tomaten gekocht en ik heb de deur gesloten.
Trapassato prossimo
bewerkenHet trapassato prossimo is, net als het trapassato remoto, een voltooid verleden tijd. Het trapassato prossimo wordt als volgt gevormd:
Vorm van imperfetto van 'essere/avere' + voltooid deelwoord.
Hierbij geldt hetzelfde als bij het trapassato remoto wat betreft de regels voor 'essere/avere'.
Voorbeeld:
Ieri ero andato in Italia, là ho avuto le pizze.
Vertaling:
Gisteren was ik naar Italië gegaan, daar heb ik pizza's gehad.
Woordenlijst
bewerkenDe klemtoon wordt vet aangegeven.
551. la pioggia (uitspraak la pjoh-dsja) - de regen
552. dal cuore - vanuit het hart, van harte
---. il sole - de zon
554. il binario - het perron
555. dai! - kom op! schei uit!
556. sparito/a - weg, kwijt, verdwenen
557. la strada principale - de hoofdstraat
558. il semaforo - het verkeerslicht
559. il telefonino - het mobieltje
560. il meccanico - de monteur (van een werkplaats)
561. il mal di testa - de hoofdpijn
562. così - zo
---. la polizia - de politie
564. caldo/a - warm, heet
565. la benzina - de benzine
566. il motore - de motor
567. l'ospedale v - het ziekenhuis, het hospitaal
568. la gente - de mensen, men
569. la foto (mv. le foto) - de foto
570. lentamente - langzaam
571. in viaggio - op reis, onderweg
572. la buca delle lettere - de brievenbus
573. la cartolina - de ansichtkaart
574. la stazione - het station
575. bellissimo/a - erg/zeer mooi
576. l'andata e ritorno v - het retourtje
577. il problema - het probleem
578. l' ultimo/a - de laatste
579. proibito - verboden
580. la fermata - de stop, de halte
581. meglio - beter (uitspraak: meljo)
582. finito/a - klaar, afgelopen
583. terribile - verschrikkelijk
584. un raffreddore - een verkoudheid
585. la bistecca - de biefstuk
586. il bicchiere - het glas, de beker
587. l'insalata v - de salade
588. l'appuntamento m - de afspraak
589. pronto! - klaar, hallo (wanneer u de telefoon opneemt)
590. la settimana prossima - volgende week
591. interessante - interessant
592. stasera - vanavond
593. il francobollo - de postzegel
594. fare le spese - boodschappen doen (far = fare, wordt vervoegd als fare)
595. la televisione - de televisie
---. il centro - het centrum
597. fa freddo/fa caldo - het is koud/het is warm
---. la posta - het postkantoor, de post
599. dunque - dus, in dat geval
Oefeningen
bewerken1. Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vragen in het Italiaans.
Drenthe La Drenthe è una provincia dei Paesi Bassi situata nel nord-est della nazione, fra le province olandesi di Overijssel (a sud), Frisia (ad ovest) e Groninga (a nord) e la Germania (Bassa Sassonia) (ad est). Il suo capoluogo è Assen. Storia Nel corso della storia la Drenthe è sempre stata un'area rurale scarsamente abitata, il che ha fatto sì che fosse spesso una parte sottovalutata o addirittura ignorata dei Paesi Bassi. Ciononostante, la Drenthe è stata popolata fin dalla preistoria. Le prove più tangibili di questo fatto sono i dolmen costruiti attorno al 3500 AC: 52 dei 54 dolmen dei Paesi Bassi si trovano nella Drenthe, concentrati nella parte nord-orientale della provincia. Dopo essere stata soggetta per lungo tempo ai vescovi di Utrecht, nel XV secolo la Drenthe fu unita al resto delle Fiandre, finendo sotto il controllo della famiglia imperiale degli Asburgo. Dopo il passaggio delle Fiandre sotto il dominio spagnolo (1558), la Drenthe prese parte alla ribellione che portò alla proclamazione della Repubblica delle Sette Province Unite (1579). La Drenthe entrò a far parte della nuova Repubblica, anche se non ottenne lo status di provincia fino al 1 gennaio 1796 (durante l'effimera Repubblica Batava). Poco prima della Seconda guerra mondiale il governo olandese costruì un campo profughi vicino alla cittadina di Westerbork, nella Drenthe. Questo campo era originariamente destinato agli ebrei in fuga dalla Germania nazista, ma durante l'occupazione tedesca (1940-1945) i tedeschi lo trasformarono in un vero e proprio campo di concentramento, dove vennero imprigionati gli ebrei olandesi (fra cui Anna Frank ed Helga Deen), prima di essere trasportati nei campi di sterminio in Germania e Polonia. Politica Il consiglio provinciale (Provinciale Staten) ha 51 seggi, ed è presieduto da un Commissario della Regina, (attualmente - 2005 - Relus ter Beek). Come nel resto dei Paesi Bassi, il consiglio provinciale viene eletto dagli abitanti, mentre il Commissario viene nominato dalla Regina e dal governo nazionale (la cosiddetta Corona). Con diciannove seggi, il partito laburista olandese (PvdA) è il principale partito del consiglio. Gli affari quotidiani della provincia sono curati dal Gedeputeerde Staten, anch'esso presieduto dal Commissario; i suoi membri (gedeputeerden) possono essere paragonati a dei ministri. Municipalità A causa di una riorganizzazione negli anni '90, il numero delle municipalità della Drenthe è stato ridotto a dodici, per cui gran parte delle municipalità sono composte da diverse città e villaggi. Elenco delle municipalità della Drenthe. Geografia Oltre al capoluogo Assen, gli altri centri urbani principali della provincia sono Emmen, Meppel e Hoogeveen. Il territorio piatto della Drenthe consiste principalmente di terreno incolto (generalmente utilizzato per l'allevamento) e non ha fiumi o laghi importanti. Economia L'agricoltura è un'importante fonte di lavoro, anche se zone industriali si trovano nei pressi delle città. La tranquillità della provincia sta attraendo un numero sempre maggiore di turisti. |
1.1. Wat is Drenthe altijd al geweest?
1.2. Wat zijn 'dolmen'? (Antwoord in het Nederlands)?
1.3. Waarvan is Drenthe lang onderdeel geweest?
1.4. Hoeveel zetels heeft de PvdA (Antwoord in cijfers!)?
1.5. Wat gebeurde er door een reorganisatie in Drenthe?
1.6. Wat heeft Drenthe volgens het kopje 'Geografia' niet?
1.7. Waardoor wordt de rust verstoord?
2. Zet de werkwoorden in de gevraagde tijd en persoon.
1. Parlare (1e persoon enkelvoud, passato remoto)
2. Essere (2e persoon meervoud, trapassato prossimo)
3. Partire (2e persoon enkelvoud, imperfetto)
4. Capire (3e persoon meervoud, trapassato remoto)
5. Avere (3e persoon meervoud, futuro)
6. Piangere (1e persoon meervoud, passato prossimo)
3. Vertaal de volgende zinnen van het Nederlands naar het Italiaans.
1. Jullie gaven een ansichtkaart. (2x)
2. Het is verboden naar het station te gaan.
3. Ik doe volgende week boodschappen in het centrum.
4. Eergisteren had ik hem gezien en gisteren heb ik jou gezien!
5. Ik sprak altijd over computers, maar nu spreek ik over mijn mobieltje.
4. Vertaal de volgende zinnen uit het Italiaans in het Nederlands.
1. Sul binario, avevo mangiato le arancie, e nel treno ho mangiato le fragole.
2. Andavo sempre all' ospedale per il mio raffreddore e il mio mal di testa.
3. Sono alla posta per le sue lettere.
4. Il francobollo è sporco.
5. Ho un appuntamento con Lei.
De antwoorden zijn hier te vinden.