Italiaans/Les10
Onderwerp van les 10
bewerkenDeze les (Lezione Dieci) behandelt het werkwoord 'dare' (geven) met het meewerkend voorwerp. Ook wordt er dieper ingegaan op de vraagwoorden.
Na deze les bent u op de helft van de cursus.
Het werkwoord 'dare' (geven)
bewerkenHet werkwoord 'dare' betekent: 'geven' . Hier de volledige vervoeging van 'dare' in de onvoltooid tegenwoordige tijd:
dare | geven |
do | ik geef |
dai | jij geeft |
dà | hij/zij/u geeft |
diamo | wij geven |
date | jullie geven |
danno | zij geven |
Het voltooid deelwoord van 'dare' is 'dato' .
'Dare' wordt gewoon met 'avere' vervoegd.
Meewerkend voorwerp
bewerkenZonder nadruk
bewerkenHet meewerkend voorwerp wordt, als er geen nadruk nodig is, aangegeven met deze voornaamwoorden:
Italiaans | Uitspraak | Nederlands |
mi | mij | |
ti | jou/je | |
gli | "lji" | hem |
le | "lè" | haar |
Le | "lè" | u |
ci | "tsji" | ons |
vi | jullie/u (mv) | |
loro | (aan) ze, aan hen, hun |
NB. Loro is de grammaticaal correcte vorm, soms wordt informeel gli gebruikt. Loro zonder a staat altijd achter het werkwoord[1])
Bij deze woorden kun je het woordje 'aan' er in de meeste gevallen bij denken. Voorbeeldzinnen:
Paola mi dà il giornale. | Paola geeft (aan) mij de krant. |
Paola ti dà il giornale. | Paola geeft (aan) jou de krant. |
Gli porto il vino. | Ik breng hem de wijn |
Le preparo un caffé. | Ik maak voor haar/u een koffie. |
Ci porta il denaro. | Hij/Zij brengt (aan) ons het geld. |
Dacci il tuo parere! | Geef ons je mening! (Italiaanstalige Wikipedia, da+ci = dacci) |
Vi do la lettera. | Ik geef (aan) jullie de brief. |
La musica piace (a) loro. | Zij houden van (de) muziek.(Letterlijk: De muziek behaagt hen.) |
Do loro il libro. | Ik geef hun het boek. |
Meer hierover in Les 17.
Met nadruk
bewerkenAls we nadrukkelijk willen aangeven aan wie we iets willen geven enzovoorts, gebruiken we:
a me | (aan) mij |
a te | (aan) jou |
a lui | (aan) hem (uitspraak: "a loe-ie") |
a lei | (aan) haar |
a Lei | (aan) u |
a noi | (aan) ons |
a voi | (aan) jullie/u (mv) |
a loro | (aan) ze, (aan) hen, hun |
Voorbeeldzinnen, met nadruk in de uitspraak op de ontvangers: a me! enzovoorts.
Paola dà il giornale a me. | Paola geeft de krant aan mij. |
Paola dà il giornale a te. | Paola geeft de krant aan jou. |
Porto il vino a lui. | Ik breng de wijn aan hem. |
Preparo un caffé a lei. | Ik maak een kop koffie voor haar/u. |
Porta il denaro a noi. | Hij/Zij brengt het geld aan ons. |
Da il tuo parere a noi! | Geef je mening aan ons! |
Do la lettera a voi. | Ik geef de brief aan jullie. |
La musica piace (a) loro. | Zij houden van (de) muziek.(Letterlijk: De muziek behaagt hen.) |
Do il libro a loro. | Ik geef het boek aan hen. |
Vraagwoorden
bewerkenDeze vraagwoorden worden het meest gebruikt (maar beleefdheidshalve vaak wel in een zin ;-)):
Chi? Wie?
Che? Wat?
Come? Hoe?
Dove? Waar?
Quando? Wanneer?
Quale? Welk(e)?
Quanto? Hoeveel?
Perché? Waarom?
Woorden
bewerken401. l'aiuto m = de hulp
402. la collina = de heuvel
403. noleggiare = huren (voertuig)
404. il ghiaccio = het ijs (bevroren water) (consumptie ijs = il gelato)
405. sono io = ik ben het
406. il cappotto = de jas
407. l'inchiostro m = de inkt
408. le informazioni = de informatie (meervoud)
409. piangere = huilen
410. il legno = het hout
411. l'orologio m = het horloge
412. il miele = de honing
413. il cappello = de hoed
414. il passatempo = de hobby
415. l'uso m = het gebruik
416. bene! = goed!
417. usare = gebruiken
418. il regalo = het geschenk
419. il fucile = het geweer
420. metà = half, la metà = de helft
421. il martello = de hamer
422. i guanti = de handschoenen
423. pronto = hallo! (bij het opnemen van de telefoon)
424. l'hamburger m = de hamburger
425. la faccia = het gezicht
U kent nu 425 woorden.
Oefeningen
bewerken1. Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vragen.
Amsterdam è la capitale e la città maggiore dei Paesi Bassi, nella provincia dell'Olanda Settentrionale. Il comune di Amsterdam ha 739.295 residenti (al 1 gennaio 2005) di oltre 170 nazionalità, mentre la popolazione che risiede nell'area metropolitana è di circa 1.450.000 persone. Uit de Italiaanstalige Wikipedia. |
1.1. Wat is het onderwerp van deze tekst?
1.2. Wat betekent Olanda Settentrionale (regel 1/2)?
1.3. Hoeveel nationaliteiten hebben de burgers van de gemeente?
2. Vertaal de volgende vormen van 'dare'.
1. ho dato
2. diamo
3. avete dato
4. dà
5. date
3. Noteer het meewerkend voorwerp uit de volgende zinnen.
1. Carla mi dà la mela.
2. Vi porta il cappello.
3. Tu mi dai un caffè!
4. Vul de juiste vraagwoorden in op de puntjes.
1. ... è Lucia?
2. ... mele sono buone?
3. ... fragole e pomodori?
4. ... è pazzo?
5. ... sei tu?
5. Vertaal de volgende woorden en zinnen naar het Italiaans.
1. Mijn hobby? Ik heb geen hobby's.
2. U heeft gekke jassen en hoeden.
3. Die honing is vies.
4. Ik geef mijn opa een geschenk.
5. Aiuto!
6. Vertaal de volgende woorden en zinnen naar het Nederlands.
1. Non ho un' orologio.
2. Chi è la! Sono io.
3. Questi fucili sono cattivi.
4. Posso noleggiare una bicicletta?
5. L'inchiostro è azzurro.
De antwoorden zijn hier te vinden: Italiaans/AntwoordenLes10
Noten
bewerken- ↑ Heijmans-Tromp, I.: Italiaanse grammatica, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1964/1973/1985, p 63-64. (wat ouder boek voor universitair gebruik)