Italiaans/Les15
Onderwerp van les 15
bewerkenDeze les (Lezione Quindici) gaat over ci en ne, die eigenlijk beide 'er' betekenen. Dit is een wat makkelijker onderwerp, en dat mag wel na een paar moeilijke lessen! Misschien herkent u dit wel uit het Frans, waar 'y' en 'en' gebruikt worden. Maar pas op: ci kan ook aan/voor ons betekenen (Les 10 en 17).
Ci & ne
bewerkenCi en ne zijn twee woordjes die iets vervangen wat eerder is genoemd. Ci wordt het meest gebruikt, na elk voorzetsel. Behalve bij een vorm van di in de zin waaruit het iets moet vervangen. Dan gebruik je 'ne'. Ook na een telwoord of als er een hoeveelheid wordt aangeduid krijg je 'ne'.
Voorbeelden:
Vado a Roma : Ik ga naar Rome.
wordt:
Ci vado : Ik ga erheen.
Nog een:
Lui parla sempre della città : Hij spreekt altijd over de stad
wordt:
Lui ne parla sempre : Hij spreekt er altijd over
De laatste (met een telwoord):
Hai quattro pizze : Jij hebt vier pizza's.
wordt:
Ne hai quattro : Je hebt er vier (van).
Let op: wanneer 'ne' gebruikt wordt in combinatie met de voltooid tegenwoordige tijd, verandert de uitgang mee overeenkomstig het getal en het geslacht. Een voorbeeld:
Quante birre hai bevuto? Ne ho bevute tre: Hoeveel biertjes heb je gedronken? Ik heb er drie gedronken.
Woordenlijst
bewerkenKlemtoon is met vet aangegeven.
650. beh... (uitspraak bè) - wel...
651. lo stesso - hetzelfde
652. pazzo - gek
653. la taglia - de maat
654. il cliente - de klant
655. benissimo - uitstekend
656. il ristorante - het restaurant
---. il dolore - de pijn
658. non si può fare - dat kun je niet maken/doen
659. il menù - het menu
660. invece che - in plaats van
---. la neve - de sneeuw
662. meraviglioso - prachtig
663. fantastico - fantastisch
664. durante - tijdens
665. la vacanza - de vakantie
666. il pedaggio - de tol
667. la fine - het einde
668. tardi - laat
669. la pista ciclabile - het fietspad
---. il ponte - de brug
671. la rivista - het tijdschrift
672. l'accendino m - de aansteker
673. entrare - binnengaan
674. il rimorchio - de aanhanger
675. provare - proberen
676. la conchiglia - de schelp
677. la guida telefonica - het telefoonboek
678. (ri)tornare - terugkomen
679. la cabina telefonica - de telefooncel
680. la pulce/le pulci - de vlo/de vlooien
681. la torre - de toren
682. camminare - wandelen
683. il lavabo - de wastafel, de wasbak
684. cantare - zingen
685. i bagagli - de bagage
686. la panetteria - de bakkerij
687. la barba - de baard
688. pallido - bleek
689. l'ascia v - de bijl
690. amaro - bitter
691. ballare - dansen
692. il tetto - het dak
693. garantire - garanderen
694. il flauto - de fluit
695. l'escursione v - de excursie
696. la patente - het rijbewijs, het diploma
697. le patatine fritte - de patat, de frietjes, de patates frites
698. la funivia - de kabelbaan
699. i vestiti - de kleren
Oefeningen
bewerken1. Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vragen.
L'Istria (in croato ed in sloveno Istra) è la più grande penisola del Mare Adriatico (superficie: circa 3.600 km² (chilometri quadri)). Il nome deriverebbe dall'antico popolo degli Istri o dal latino Hister, cioè Danubio, a indicarla come regione del confine danubiano. |
La maggior parte dell'Istria appartiene attualmente alla Croazia. Una piccola parte, che comprende le città costiere di Isola d'Istria (Izola), Portorose (Portorož), Pirano (Piran) e Capodistria (Koper), rientra invece nel territorio della Slovenia. Una parte minima della penisola (limitata all'incirca ai territori del comune di Muggia e di San Dorligo della Valle/Dolina) si trova in territorio italiano. |
La costa occidentale dell'Istria è lunga 242,5 km e con le isole 327,5 km. La costa orientale è lunga 202,6 km e con gli isolotti raggiunge i 212,4 km. La lunghezza totale della costa è 445,1 km (la costa frastagliata è lunga il doppio della rete stradale). |
1.1. Geef aan of de volgende beweringen goed of fout zijn:
1.1.1. L'Istria è la più grande penisola del Mare Adriatico.
1.1.2. La superficie dell'Istria è circa 3800 km2.
1.1.3. Il nome dell'Istria è dato dall' antico popolo della Slovenia.
1.1.4. L'Istria appartiene a tre paesi.
1.1.5. La costa occidentale dell'Istria è lunga 327,5 km.
2. Vertaal\steeds de eerste zin en zet dan in de 2e zin de juiste vorm.
1. Vanno a Milano.
.. vanno.
2. Il negozio spedisce gli occhiali oltre il confine.
Il negozio .. spedisce gli occhiali.
3. Guidiamo contra la casa.
.. guidiamo.
3. Vertaal de volgende zinnen van het Nederlands in het Italiaans.
1. Jij hebt 5 tijdschriften en hij heeft er 8.
2. De vlooien komen altijd terug naar de kabelbaan.
3. ---
4. De klant vindt het restaurant uitstekend.
5. Dat kun je niet maken! Je wandelt met een telefoonboek naar de telefooncel!
4. Vertaal de volgende zinnen van het Italiaans in het Nederlands.
1. Provano il flauto durante il ballo.
2. Il cliente è pazzo, ma lui non lo crede.
3. C'è la neve meravigliosa invece che la pioggia brutta.
4. Per il rimorchio devi pagare pedaggio.
5. La torre è fantastica!
De antwoorden zijn hier te vinden.