Nederlands/Grammatica/Hete hangijzers in het Nederlands
Enkel- of meervoud na collectief woord
bewerkenBetekenisverschil
bewerkenEen aantal mensen heeft/hebben de zieke bezocht.
Hier wordt wel eens beweerd dat alleen "heeft" is toegestaan, omdat "aantal" het onderwerp zou zijn. Dit is een te simpele voorstelling van zaken. Als "aantal" collectief wordt gebruikt (de bezoekers kwamen als groep), dan is inderdaad het enkelvoud juist: "heeft". Indien er echter sprake is van distributief gebruik (de bezoekers kwamen na elkaar, wisselden elkaar af of iets dergelijks), dan fungeert "mensen" als onderwerp en is het meervoud correct: "hebben". Hier is dus niet zozeer sprake van een fout als van een betekenisverschil.
Datzelfde betekenisverschil kan zich voordoen in woordcombinaties met woorden als groep, slag, procent.
Geen keuze
bewerkenHet aantal inwoners is de laatste jaren alleen maar afgenomen.
Er zijn echter ook gevallen waarin slechts een van de zelfstandige naamwoorden als onderwerp kan worden gezien. Dit kan, zoals in het bovengegeven voorbeeld, worden veroorzaakt door een bepaald lidwoord (Het).
Betrekkelijk voornaamwoord die of dat?
bewerkenOok de volgende zinsconstructies met "aantal" leveren discussie op.
- Het aantal studenten die in de stad op een eigen kamer wonen, neemt de laatste tijd af.
Het zijn de studenten die op een kamer wonen en hun aantal dat afneemt. Ook hoort men vaak de vorm:
- Het aantal studenten dat in de stad op een eigen kamer woont, neemt de laatste tijd af.
Vergelijk ook:
- Het aantal studenten die roken, neemt de laatste tijd af.
met
- Het aantal studenten dat rookt, neemt de laatste tijd af.
Of:
- Het aantal namen die met een q beginnen, is maar klein.
met
- Het aantal namen dat met een q begint, is maar klein.???
Of:
- Het aantal mensen die hun hypotheek niet kunnen betalen, neemt toe.
met
- Het aantal mensen dat hun hypotheek niet kan betalen, neemt toe.???
Wezenlijk anders is de volgende zin:
- Een aantal van de mensen die hier wonen, krijgt een bewonersbrief.
Ook is toegestaan:
- Een aantal van de mensen die hier wonen, krijgen een bewonersbrief.
Foutief is in dit geval:
- Een aantal van de mensen dat hier woont, krijgt een bewonersbrief.
Je kunt dit verklaren door in de beide laatste zinnen de woordgroep Een aantal van te vervangen door Sommige. De (juiste) voorbeeldzin wordt dan:
- Sommige mensen die hier wonen, krijgen een bewonersbrief.
Nu wordt meteen duidelijk dat de tweede zin niet goed is:
- Sommige mensen dat hier woont, krijgt een bewonersbrief.
Zo ook:
- Voor de soos stond een aantal studenten die wat gedronken hadden, luidkeels te zingen.
Foutief is in dit geval:
- Voor de soos stond een aantal studenten dat wat gedronken had, luidkeels te zingen.
U: tweede of derde persoon?
bewerkenU hebt / U heeft mijn bedoelingen uitstekend verwoord.
Het woord u wordt in de tegenwoordige tijd soms met een tweede persoon van het werkwoord gebruikt (u hebt), soms met een derde persoon (u heeft). Deze verwarring is ontstaan omdat hedendaagse taalgebruikers zich niet realiseren dat 'u' strikt genomen geen persoonlijk voornaamwoord is zoals 'ik', 'jij', 'hij', 'zij', 'wij', 'jullie' en 'zij', maar een afgesleten bezittelijk voornaamwoord: uwe, dat deel uitmaakte van de vooral in de zeventiende eeuw zeer gebruikelijke aanspreekvorm: uwe edelheid. Historisch taalkundig is 'u heeft' dus de correcte combinatie. Maar omdat 'u' in de loop der jaren de vorm 'gij' vervangen heeft, ging men in navolging van 'gij hebt' de combinatie 'u hebt' gebruiken.
Weinig gevallen
bewerkenRegelmatige tegenwoordige tijd
bewerkenVerreweg de meeste werkwoorden hebben in de tweede en derde persoon dezelfde vorm, stam + -t. Bij die werkwoorden doet de keuze zich dus niet voor, er is domweg geen verschil:
persoon | roepen |
1ik | roep |
2jij / u | roept |
3hij / u | roept |
Onregelmatige tegenwoordige tijd
bewerkenMaar bij een beperkt aantal werkwoorden is er wel verschil tussen tweede en derde persoon:
persoon | hebben | kunnen | willen | zullen | zijn |
1ik | heb | kan | wil | zal | ben |
2jij / u | hebt | kunt (kan) | wilt (wil) | zult (zal) | bent |
3hij / u | heeft | kan | wil | zal | is |
en in deze gevallen doet zich wel de keuze voor: tweede of derde persoon gebruiken? Beide zijn correct, maar er is een verschil in connotatie (gevoelswaarde). De tweede persoon wordt wel als directer ervaren, de derde als afstandelijker.
Twee mogelijkheden
bewerkenGeschiedenis; stijlverschil
bewerkenHet woord u is oorspronkelijk een derde persoon. Afgeleid van "Uwe Edelheid", werd het via "Uwé" afgekort tot zijn huidige vorm "u". Vandaar dat de vormen van de derde persoon oorspronkelijk juist zijn:
- u heeft, u kan, u wil, u zal, u is.
Maar tegelijkertijd wordt met het woord u natuurlijk altijd de aangesproken persoon aangeduid, en zo werd het woord geïdentificeerd met jij: beide werden als tweede persoon opgevat, het ene als beleefdheidsvorm, het andere in informeel gebruik. De vormen van de tweede persoon werden bij u nu aanvaardbaar:
- u hebt, u kunt, u wilt, u zult, u bent.
Tegenwoordig zijn die laatste vormen de meest gebruikelijke. De eerste set is echter niet fout; hooguit kan hij als formeel of zelfs ouderwets worden ervaren.
Wederkerend voornaamwoord
bewerkenWel is het van belang consequent te zijn bij het gebruik van het wederkerend voornaamwoord. Dat is in de volgende voorbeelden vet gezet. Correct zijn:
- U hebt u vergist. (vergelijk: jij hebt je vergist)
- U heeft zich vergist. (vergelijk: hij heeft zich vergist)
Vragende vorm
bewerkenOnregelmatige tegenwoordige tijd
bewerkenOok in de vragende vorm is er een keuze mogelijk tussen de vormen van tweede persoon (hebt u?) en derde persoon (heeft u?). Ook hier weer is de keuze alleen mogelijk bij hetzelfde kleine aantal werkwoorden.
Regelmatige tegenwoordige tijd
bewerkenBij alle andere werkwoorden is er geen keuze toegestaan, maar gedraagt de u-vorm zich in vraagzinnen als een derde persoon:
pers. | mededelend | vragend |
1ik | ik roep | roep ik? |
2jij | jij roept | roep jij? |
3hij / u | hij roept | roept hij? roept u? |
Bij deze grote meerderheid van werkwoorden is er maar één mogelijke vraagvorm: de -t kan niet wegvallen.
Voltooide tijd: heb of ben?
bewerkenIk ben / Ik heb mijn horloge verloren.
Enkele werkwoorden kunnen in de voltooide tijd zowel het hulpwerkwoord hebben als het hulpwerkwoord zijn krijgen. Soms is er een duidelijk verschil in betekenis; soms is dat verschil gering, of is er zelfs helemaal geen verschil. Verschillende taalgebruikers bedienen zich dan van uiteenlopende vormen.
werkwoord | hebben of zijn | toelichting |
optreden | In mijn hele carrière als cabaretier heb ik hier nog nooit opgetreden! Sorry, maar je bent wat te hard tegen hem opgetreden. |
hebben: een voorstelling geven zijn: maatregelen nemen |
opvolgen | Waarom heb je mijn instructie niet opgevolgd? Wie heeft / is Wilhelmina ook alweer opgevolgd? |
hebben: gevolg geven aan hebben / zijn: komen na |
vergeten | Hoe laat is het? Ik heb / ben mijn horloge weer eens vergeten. Nou ben toch nog het goede antwoord vergeten; ik had er nog wel zo op geblokt. |
hebben / zijn: nalaten, er niet aan denken zijn: zich niet herinneren |
verliezen | Hoe laat is het? Ik heb / ben mijn horloge weer eens verloren. Ik heb bij die weddenschap al mijn geld verloren. |
hebben /zijn: kwijtraken (hebben is iets actiever) hebben: door eigen handeling kwijtraken |
volgen | De AIVD heeft hem maandenlang gevolgd. Alles wat je zegt, heb ik gevolgd; maar het lijkt me onzin. Ik ben hem tot het kruispunt gevolgd, maar toen wilde hij alleen verder. |
hebben: iemands gangen nagaan hebben: mentaal opnemen (nieuws, een voorbeeld) zijn: meegaan, achterna gaan |
lopen | Ik heb een uur gelopen. Ik ben naar huis gelopen. |
hebben: de nadruk ligt op de handeling, vgl.: Ik heb een uur gewerkt zijn: de nadruk ligt op het resultaat, vgl.: Ik ben naar huis gegaan |
gaan | Matthieu! De telefoon / De bel heeft / is gegaan! | hebben / zijn: alleen in de betekenis "weerklinken" |