Nederlands/Grammatica/Persoonlijke voornaamwoorden/Gij

Inleiding bewerken

Lezen bewerken

Schrijven bewerken

Spreken en luisteren bewerken

Grammatica bewerken

Spelling bewerken

Toets bewerken

Fictie bewerken

Toetsenbank Nederlands bewerken

Centraal Schriftelijk Eindexamen bewerken


Gij of ge is een Nederlands persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon, zowel enkelvoud als meervoud.

Naast jij/je, jullie en u (beleefdheidsvorm) is gij een vorm die nu alleen nog gebruikt wordt in de spreektaal in het zuiden van het Nederlandse taalgebied: het voormalige hertogdom Brabant, delen van Limburg en Vlaanderen. Gij heeft dan qua gevoelswaarde een tussenpositie tussen het formele en beleefde 'U' en het informele en familiaire 'jij'. In andere Nederlandstalige gebieden wordt 'Gij' soms nog in (rooms-katholieke en protestantse) kerken gebruikt als aanspreekvorm voor God (vergelijkbaar met het Engelse 'Thou'). Daarbuiten wordt het als archaïsch opgevat.

Verbuigingen bewerken

Onderwerpsvorm: gij (beklemtoond) of ge (onbeklemtoond). Vb. Gij komt te laat.

Niet-onderwerpsvorm: u. Vb. Als ge hard werkt, zal ik u belonen.

Wederkerend voornaamwoord: u. Vb. Ge vergist u.

Bezittelijk voornaamwoord: uw. Vb. Drinkt ge uw glas niet leeg?

Vervoegingen met "gij" bewerken

Vervoegen met gij is moeilijk[1], omdat de meeste Nederlanders hiervoor het gevoel zijn kwijtgeraakt. Vlamingen hebben er minder problemen mee, omdat deze vormen gebezigd worden in de Vlaamse spreektaal.

In de onvoltooid tegenwoordige tijd is de vervoeging meestal dezelfde als met "u". Uitzonderingen vormen zijn en mogen:

  • Gij jaagt
  • Gij wacht
  • Gij hebt
  • Gij kunt
  • Gij zijt
  • Gij moogt

In de onvoltooid verleden tijd is de vervoeging van zwakke werkwoorden dezelfde als met u. De vervoeging bij sterke werkwoorden wordt gevormd door aan de stam van de verleden tijd de uitgang -t toe te voegen. De klinker a wordt daarbij verdubbeld tot aa, indien de vorm niet eindigt op -d of -t: gij laast en gij zaagt.

Zijn is onregelmatig.

  • Gij zongt (zingen)
  • Gij liept (lopen)
  • Gij mocht (mogen)
  • Gij kwaamt (komen)
  • Gij zaagt (zien)
  • Gij waart (zijn)

NB: de vervoeging van het werkwoord na de meervouds-gij is hetzelfde als die na de enkelvouds-gij.

Ontstaan bewerken

Oorspronkelijk is 'gij' in de zestiende eeuw ontstaan als de beleefdsheidsvorm van de tweede persoon meervoud. Nog in dezelfde eeuw werd de vorm ook al voor een tweede persoon enkelvoud gebruikt.

Wat noordelijker werd 'jij' gebruikt. 'U' was aanvankelijk de accusatief van beide. In de periode dat 'gij' en 'jij' niet meer werden gebruikt als beleefdsheidsvorm, was er geen alternatieve beleefdsheidsvorm. Deze is sinds de zeventiende en achttiende eeuw gevormd uit 'Uedele' (een samentrekking van uwe edelheid). Dit werd later weer afgekort tot 'U.E.' (uitgesproken als Uwe). Nog later werd 'Uwe' geschreven en zo ontstond uiteindelijk 'u'.

Voorbeeld bewerken

Bij de Vlaamse vervoersmaatschappij "De Lijn" (begin 2008):

Onze 'Ge zijt nen engel'-wedstrijd, in het kader van de gelijknamige actie is voorbij. [...]

Zie ook bewerken

Referenties bewerken

  1. Walter Haesereyn, Guido Geerts, Algemene Nederlandse Spraakkunst, Groningen 1997.
Wikiwoordenboek heeft een pagina over gij
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.