Leer jezelf ecologisch tuinieren/De moestuin
Je in de moestuin echt geen energieverslindende gestookte kas nodig hebt? Met broeiheuvels of een kweekbak kom je er ook wel.
Inleiding
bewerkenLekkere groenten uit eigen tuin, wie wil dit niet? Als je eenmaal het verschil geproefd hebt met de smakeloze kas-/vriescelproducten en jouw verse (verser kan niet!), zongerijpte, biologische groenten en fruit, weet je waarom je al die energie erin stopt.
Want dat moet je je wel realiseren: zeker een wat grotere moestuin vergt veel onderhoud. Als je ervoor kiest om op een ecologische manier te tuinieren (en dus niet bij elk ongewenst kruidje of beestje de gifspuit te grijpen), moet er veel handwerk verricht worden. Schoffelen, wieden en verzorgen.
Maar als je dan die microscopisch kleine zaadjes ziet uitgroeien tot reusachtige boerenkolen, voel je de voldoening van dat werk.
Heb je alleen de beschikking over een balkon, kies dan wat kleine producten. Bijvoorbeeld een tomatenplant in een grote pot, een druif die je misschien bovenlangs kan leiden, knoflook in een bak aan de reling en ook boontjes vragen niet veel ruimte. Neem een grote cementbak en stort die vol aarde. Steek er drie (bamboe)stokken in die je van boven bij elkaar bind als en soort wigwam. Bij elke stok stop je 3-5 zaadjes in de grond en dan wacht je tot de stengels boven de punt uitgroeien overladen met bonen die zo de pan in kunnen. Bind de stengels af en toe vast om ze te leiden.
Sommige mensen zijn in het bezit van een plat dak waar ze op kunnen komen. Daar kun je een prachtige daktuin van maken. Let wel op dat je de bedekking niet kapot maakt en dat je de boel niet te zwaar belaadt. Eigenlijk is dit specialistenwerk, maar een plantje hier en daar en een leuk zithoekje geven geen problemen.
Je kan natuurlijk ook op zoek gaan naar een volkstuin(tje). Niet te ver weg want er zijn periodes dat je er dagelijks heen moet. Stel je wel goed op de hoogte van eventuele regels, want sommige volkstuinen willen bijvoorbeeld niet dat je je buren 'besmet' met jouw prachtige brandnetels die je gebruikt als spuitmiddel (gier), voor de thee of als soep.
De plaats van de moestuin
bewerkenGoede randbeplanting voor alle soorten groenten is dovenetel, esparcette, valeriaan, hysop en duizendblad. Het is duidelijk dat de ligging van de tuin en de grondsoort sterk bepalend zijn voor het verloop van de verschillende teelten. Kies een zonnige plek, niet te dicht bij hoge bomen.
Door de jaren heen ga je steeds beter aanvoelen hoe de bemesting, het tijdstip van zaaien en planten en de verzorging moet zijn om een goede oogst te krijgen. Het weer is natuurlijk elk jaar een verrassing.
Teeltwisseling
bewerkenTeeltwisseling wordt ook wel vruchtwisseling genoemd. Omdat blad-, wortel- en bloemgewassen ieder hun eigen soort voeding uit de grond halen, is het beter om niet elk jaar op dezelfde plek te telen. De grond raakt dan namelijk uitgeput. Kool zal gebreken en ziektes gaan vertonen en ook aardappelen mogen maar één jaar op dezelfde plaats blijven staan.
Maak elk jaar een tekening, die je bewaart om het jaar erop te weten wat waar heeft gestaan. De beschikbare ruimte wordt in tien bedden verdeeld. De grijs gekleurde kunnen eventueel vervallen als je ruimte beperkt is. Als je een lange, smalle ruimte hebt leg je de bedden gewoon op een rij. Maak de bedden niet breder dan 150 cm met daartussen een klein looppad, houtsnippers staat erg mooi al moet je die elk jaar bijvullen. Zo kan je van beide kanten bij de gewassen. Je kan ook de paadjes maken van dennennaalden en houtskool, rottend eikenblad en eikenschors. Daar houden slakken niet van.
Ieder jaar schuif je alles een bed op. De genoemde gewassen zijn natuurlijk maar een indicatie. Kijk in de tuinkalender welke de goede buren zijn en plant bijvoorbeeld afrikaantjes bij de aardappelen.
Probeer in te schatten (daar moet je wel ervaring in krijgen) wat je van elk gewas denkt te gaan gebruiken. Een klein rijtje pluksla bijvoorbeeld geeft al de hele zomer genoeg voor een bijna dagelijkse salade. Meestal wordt veel te veel van één soort gezaaid. Probeer ook uit te vinden welke gewassen vroeg en welke laat volwassen en/of geoogst worden om de late alvast tussen de vroege te zaaien. Let daarbij natuurlijk wel op de goede buren.
Braak
bewerkenBed 1
Braak laten liggen betekent dat er na de oogst van het jaar ervoor, een jaar weinig tot niets op het bed geteeld wordt. Strooi compost uit en verwijder elk opkomend (on)kruid plantje. Zo maak je het bed redelijk (on)kruidvrij voor volgend jaar.
Groenbemesting is een veel interessantere mogelijkheid. Je zaait het bed breedwerpig in met blauwe, witte of gele lupine, serradella, phacelia, gele mosterd of boekweit of een mengsel daarvan. Deze planten brengen voeding (stikstof) in de grond, sterven af en kunnen weg geschoffeld worden.
In het najaar maak je op dit bed de nieuwe hopen voor het inkuilen en plant hier de geselecteerde gewassen voor de zaadwinning van volgend jaar. Het is ook mogelijk om bijvoorbeeld stalmest op de moestuin aan te brengen. Hierbij moet natuurlijk niet te veel mest gebruikt worden. omdat anders een tegengesteld effect bewerkstelligd wordt.
Het is goed mogelijk om door goede combinaties van bijvoorbeeld zomer -en wintergewassen elk jaar te telen, waarbij de kwaliteit van de grond niet achteruit gaat. Een bijkomend voordeel is dat dit ziekteverspreiding tegen gaat.
Boon
bewerkenBed 2
Bonen zijn te verdelen in stambonen (ook struikbonen genoemd) die laag blijven en geen steun nodig hebben en stokbonen (ook staakbonen genoemd) die zich langs stokken omhoog winden. Verder zijn er de slabonen (ook wel sperzie- of prinsessenboon genoemd) die met de peul in groen stadium worden gegeten en droogbonen waarvan de peulen vliezig zijn en alleen de zaden worden gegeten. Bonen houden van een zonnige, enigszins beschutte plek. Zoek een mooie dag uit om te zaaien, bij koud en nat weer tijdens de kieming is de opkomst minder. Leg de te zaaien bonen even in slaolie voor je ze in de grond stopt. Daarmee verklein je ook de kans op plaagdieren in de boon. Maak voor de stokbonen staken en zet daaronder en tussen de stambonen. Ook aardbeien doen het goed met bonen en zijn oogstgereed voordat de bonen de boel overschaduwen. Bonen en venkel zijn slechte buren. Als alles geoogst is, laat je dit bed braak liggen (zie 1). De jonge aardbeiplanten en gewortelde stekken poot je over naar bed 3 en de oude planten schoffel je weg.
Als in de teeltwijze gesproken wordt over de boon, wordt daaronder verstaan:
- pronkboon
- limaboon
- stamslaboon
- stokslaboon
- spekboon
- stamsnijboon
- stoksnijboon
- tuinboon
- witte boon
- bruine boon
Aardappel
bewerkenBed 3(+7)
Aardappelen kunnen minstens wel een bed voor zichzelf gebruiken. Het dichte bladerdek laat sowieso niet veel andere gewassen toe te groeien. Wel kan na de vroege oogst in juni andijvie (niet voor de 21ste in verband met doorschieten) geplant worden of gezaaid voor de winter teelt. aardbei is een goede buur van andijvie, dus kan je die in het najaar alvast overplanten. In het voorjaar zaai je op bed 3 de bonen en als je bed 7 ook gebruikt hebt daar de erwten. Zet, als je aardappels plant, afrikaantjes tussen de rijen. Zo voorkom je dat de plant aangetast wordt door aaltjes (Nematoden).
Wortel
bewerkenBed 4(+8)
Tot de wortelfamilie behoren:
Zet op deze bed(den) ook gewassen uit de uien- en raapfamilie. Natuurlijk ook weer wat van de goede buren en gewassen die insecten en ziektes weren.
Ui
bewerkenBed 4(+8)
De uienfamilie wordt om en om in het wortelbed geplaatst. Ze bestaat uit:
Raap
bewerkenBed 4(+8)
Gewassen uit de raapfamilie worden op het bed met de wortels en uien gezaaid. Tot deze familie behoren:
Sla
bewerkenBed 5
Sla heeft veel verzorging nodig (vooral in de droge periode). Op dit bed komt de slafamilie die bestaat uit:
Komkommer
bewerkenBed 5
Weliswaar zijn het goede buren van de meeste slasoorten, maar door de aard van deze gewassen passen ze beter in de (koude) kas of bak (warmte minnend) of op een aparte plek in de (moes)tuin vanwege hun omvang. Gewassen uit de komkommer familie zijn:
Erwt
bewerkenBed 6
De meeste gewassen uit deze familie zijn in augustus oogstrijp dus kan je hier ook gewassen planten (goede buren) die later groot worden. Onder de erwtenfamilie wordt verstaan:
Kool
bewerkenBed 9
Gewassen uit de koolfamilie zijn voorbeelden die in het begin langzaam groeien en laat oogstrijp zijn. Ze groeien optimaal bij voldoende vocht, niet te hoge temperatuur en een goede bemesting. Vooral de sluitkolen stellen hoge eisen en gedijen het best op wat zwaardere gronden. Zet hier in het begin vroege gewassen tussen.
- bloemkool
- witte kool
- rode kool
- savooiekool
- snijkool
- spitskool
- spruitkool
- boerenkool
- broccoli
- chinese kool
Bewaren
bewerkenBed 10
Dit bed gebruik je voor inkuilen van bewaargroenten en de planten die je hebt uitgeplant voor zaadwinning.
Selderij
bewerkenDe selderijfamilie past wel ergens tussen. Bij de bonen, wortels of sla vindt het wel een plekje. Let op goede/slechte buren. Tot de familie behoren:
Granen
bewerkenGranen vergen veel plaats. Als je genoeg plek hebt pas je bij granen een aparte vruchtwisseling toe. Elk jaar zaai je een ander graan op die plek. Tarwe, haver, rogge en gerst wisselen elkaar af. Het vijfde perceel laat je braak liggen of je zaait er een groenbemester.
Goede en slechte buren
bewerkenHet meest bekende voorbeeld van goede buren is de wortel en de ui. De wortel lokt de wortelvlieg en stoot de uienvlieg af. De ui lokt de uienvlieg en stoot de wortelvlieg af. Zo helpen ze elkaar in het zo veel mogelijk beschermen tegen schadelijke insecten.
Maar niet alleen dat is het geval bij goede en slechte buren. Ook in de groei kunnen ze elkaar helpen of juist bestrijden. Zaai en plant goede buren dus bij elkaar en de als slechte buren aangegeven gewassen een stuk uit elkaar.
Vlinderbloemigen (bijvoorbeeld bonen en erwten) hebben wortelknolletjes die samen met stikstof bindende bacteriën stikstof uit het luchtmengsel voor planten opneembaar maken. Stikstof is nodig voor de groei van snelle groeiers als bijvoorbeeld komkommers en kool.
Er zijn een aantal algemene regels op te noemen:
- De een wil beschutting en de ander geeft die (augurken en maïs).
- De een geeft stikstof waar de ander dat nodig heeft.
- De een wortelt diep en de ander haalt de voeding uit de bovenste aardlaag.
- De een geeft een stof af waar de vijanden van de ander niet van houden.
- Sommige planten werken algemeen zuiverend (ui en knoflook).
- Bij siergewassen wordt hier vaak ook een mooie combinatie aangegeven.
Welk gewas een goede of slecht buur is van de ander lees je in de uitgebreide beschrijvingen van de gewassen die je kan vinden via het register.
Vaak wordt in de kalender bij de goede/slechte buren met één woord een hele groep aangeduid (zie teeltwisseling).
Verzorging
bewerkenAanaarden
bewerkenSommige gewassen moeten tijdens de groei aangeaard worden. Meestal is dit omdat het eetbare deel boven de aarde gaat groeien en beschermd moet worden tegen zonlicht. Bijvoorbeeld aardappelen worden groen en vormen een hoog gehalte aan solanine en zijn dan ongeschikt om te eten. Solanine is een sterk gif. Het wordt door koken niet afgebroken, wel verdwijnt het meeste door schillen en goed pitten.
Om groenkleuring te voorkomen wordt regelmatig aarde tegen de plant opgeschoven. Je kan dat met de hand doen of een hark gebruiken en daarmee aarde naar de plant toe trekken.
Bonenstaken
bewerkenStambonen hebben geen steun nodig, ze vormen een soort struik, maar staakbonen zijn sterker. Sommige soorten (bruine en witte boon) zijn alleen in de stam uitvoering. Staakbonen hebben ook een hogere opbrengst, maar je moet wel staken plaatsen.
Zet (bamboe)stokken van minstens 2,5 meter stevig in de grond op de bovenstaande manier en maak op de kruispunten bovenaan een horizontale staak vast. Rondom elke staak plant je 7 bonen die je later uitdunt op 5. Bonen zijn linkswindend (tegen de zon in) en als ze loswaaien moet je ze dus linksom vastzetten. Zaai een paar extra bonen in een potje als reserve.